ECLI:NL:RBZWB:2024:9382

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
C/02/424974 / KG ZA 24-374
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M. de Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toevertrouwing van minderjarigen en zorgregeling in kort geding tussen ouders na beëindiging van affectieve relatie

In deze zaak, die op 21 augustus 2024 door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een vrouw en een man die een affectieve relatie hebben gehad en samen twee minderjarige kinderen hebben. De vrouw vordert in conventie de toevertrouwing van de kinderen aan haar, alsook een voorlopige zorgregeling. De man verzet zich hiertegen en vordert in reconventie dat de kinderen bij hem worden toevertrouwd. Tijdens de mondelinge behandeling op 31 juli 2024 is gebleken dat de situatie tussen de ouders ernstig is geëscaleerd, met een gebrek aan communicatie en wantrouwen. De voorzieningenrechter heeft besloten dat de kinderen aan de vrouw worden toevertrouwd, omdat het in hun belang is dat zij contact hebben met beide ouders. Tevens is een voorlopige zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen afwisselend bij de vrouw en de man verblijven. De voorzieningenrechter heeft ook een verwijzing naar een (jeugd)hulpverleningstraject opgelegd, om de ouders te ondersteunen in het vinden van een stabiele opvoedsituatie voor de kinderen. De man is gerechtigd tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning, en de vrouw moet de sleutels binnen 48 uur afgeven. De proceskosten worden gecompenseerd, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/424974 / KG ZA 24-374
Vonnis in kort geding van 21 augustus 2024
in de zaak van
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat: mr. te D.A.H. Veldhof, gevestigd te Goes,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat: mr. W.H.P. de Jongh te Roosendaal.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de brief van mr. Veldhof d.d. 25 juli 2024;
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met producties;
- de mondelinge behandeling op 31 juli 2024;
- de pleitnota van mr. Veldhof.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling op 31 juli 2024 zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Daarnaast is verschenen namens de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad, om de voorzieningenrechter over de vorderingen te adviseren.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, omdat het belang van de minderjarige en/of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eiste.
1.4.
Op deze mondelinge behandeling zijn na te noemen minderjarigen naar aanleiding van een mondeling verzoek van de Raad voorlopig voor de duur van drie maanden onder toezicht gesteld van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland (hierna: de GI). Deze beslissing is in een afzonderlijke beschikking met zaak- en rekestnummer C/02/425223 / JE RK 24-1423 opgenomen.
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie de navolgende thans nog minderjarige kinderen zijn geboren:
- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2023;
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2023.
2.2.
De man heeft de minderjarigen erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.

3.Het geschil in conventie en reconventie

3.1.
De vrouw vordert, na wijziging, in conventie bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de minderjarige kinderen [minderjarige 1] geboren op [geboortedag] 2023 te [geboorteplaats] , en
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedag] 2023 te [geboorteplaats] , toe te vertrouwen aan de
vrouw;
Primair
II. een voorlopige verdeling van de zorg en opvoedingstaken vast te stellen waarbij de
voormelde minderjarige kinderen afwisselend bij de vrouw en de man verblijven, als
volgt:
Week 1
Maandag 18:00 uur tot woensdag 18:00 uur bij de man
Vanaf woensdag 18:00 uur tot maandag 18:00 uur bij de vrouw
Week 2
Maandag 18:00 uur tot woensdag 18:00 uur bij de man
Vanaf woensdag 18:00 uur tot vrijdag 18.00 uur bij de vrouw
Vanaf vrijdag 18.00 uur tot zondag 18:00 uur bij de man
Vanaf zondag 18:00 uur tot maandag 18:00 uur bij de vrouw
Subsidiair
Een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen waarbij de kinderen van
donderdagavond 18:00 uur tot en met maandagavond 18:00 uur bij de vrouw verblijven
en vanaf maandagavond 18:00 uur tot donderdagavond 18:00 uur bij de man;
III. de vrouw toestemming te verlenen, welke toestemming die van de man vervangt, om met de minderjarige kinderen, [minderjarige 1] geboren op [geboortedag] 2023 te [geboorteplaats]
en [minderjarige 2] geboren op [geboortedag] 2023 te [geboorteplaats] op vakantie te gaan naar
[plaats 1], Griekenland en te verblijven in [hotel] van 28 september
2024 tot en met 5 oktober 2024;
IV. de man te veroordelen, binnen 2 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis,
tot afgifte aan de vrouw van de legitimatiebewijzen, te weten de paspoorten van
voormelde minderjarigen en het paspoort van de vrouw, zulks op straffe van een
dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat de man weigert hieraan gevolg te geven, met
een maximum van € 15.000,00;
3.2.
De man voert verweer tegen de vorderingen van de vrouw in conventie en concludeert tot afwijzing van die vorderingen. In reconventie vordert de man bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. te bepalen dat de minderjarigen kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , beiden geboren op [geboortedag] 2023 te [geboorteplaats] worden toevertrouwd aan de man in afwachting van een nader tussen partijen te treffen regeling danwel in een bodemprocedure door de kinderrechter terzake te nemen beslissing;
II. te bepalen dat de vrouw en de kinderen gerechtigd zijn om met elkaar contact te hebben slechts onder begeleiding van een professionele derde, tweemaal per week gedurende twee uur per keer;
III. te bepalen dat de man gerechtigd is tot het uitsluitend gebruik van de gemeenschappelijke woning aan [adres] te [woonplaats] en de vrouw wordt bevolen deze woning terstond na het in deze te wijzen vonnis te verlaten en niet meer te betreden en de sleutel van de woning binnen 48 uur na het in deze te wijzen vonnis af te geven aan de man, middels bezorging van de sleutel op het kantoor van de advocaat van de man, mr. W.H.P. de Jongh te Roosendaal aan de Brugstraat 44, op straffe van een dwangsom van € 25.,00 voor ieder dagdeel dat de vrouw in gebreke blijft aan het gevorderde te voldoen;
3.3.
Op de overige stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Op grond van de gedingstukken en de toelichting door partijen staat het spoedeisend belang van de man en de vrouw bij hun vorderingen vast
4.2.
Vanwege de nauwe samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie, zullen deze vorderingen gezamenlijk worden behandeld.
Verwijzing UHA
4.3.
De problematiek van de ouders omvat het volgende:
Er is bij de ouders sprake van een groot wantrouwen jegens elkaar. De situatie tussen de ouders is volledig geëscaleerd, waarna de vader de minderjarigen voor de duur van ruim 2,5 week aan het ouderlijk gezag van de moeder heeft onttrokken. De ouders zijn niet in staat met elkaar te communiceren en afspraken te maken en vervolgens ook na te komen.
4.4.
Het lukt ouders samen niet de problemen tussen hen op te lossen. De voorzieningenrechter vindt het, net als de raad, daarom nodig dat voor deze ouders en hun minderjarige kinderen een passend (jeugd)hulpverleningstraject bij een zorgaanbieder wordt ingezet. Ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling ermee ingestemd dat de voorzieningenrechter hen en hun minderjarige kinderen voor (jeugd)hulpverlening verwijst naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio Zeeland. De verwijzing heeft op 21 augustus 2024 plaatsgevonden met het verzenden van het verwijzingsformulier naar het loket. Dit vonnis geldt als bevestiging dat ouders met de doorverwijzing en de voorwaarden daarvan hebben ingestemd.
4.5.
Met de inzet van het (jeugd)hulptraject gaan de ouders, zo is met hen afgesproken, in ieder geval werken aan het behalen van de volgende resultaten:
- de ouders hebben inzicht in de (psychologische) gevolgen van de scheiding voor het kind;
- het kind heeft een stem in het scheidingsproces, voelt zich gehoord en gesteund.
4.6.
Gebleken is dat ouders daarnaast ook op andere onderdelen hulp en ondersteuning nodig hebben. Daarom heeft de voorzieningenrechter na overleg met de ouders besloten dat zij samen met een zorgaanbieder ook gaan werken aan het behalen van de volgende resultaten:
- de (gezagdragende) ouders zorgen voor afspraken en beslissingen die in het belang zijn van het kind; (zware/systeemgerichte interventie);
- het kind en de (gezagdragende) ouders hebben onbelast contact met elkaar;
- er is inzicht in de mogelijkheden/belemmeringen van beide ouders en de hulp die nodig is om een stabiele opvoedsituatie voor het kind te realiseren (binnen de scheidingssituatie);
De resultaten zijn ook vastgelegd in een resultatenlijst. Deze lijst is aan dit vonnis gehecht (bijlage 1).
Ten aanzien van het verdere verloop van het traject overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
4.7.
Na afloop van het (jeugd)hulpverleningstraject maakt de zorgaanbieder een rapportage op over het verloop en het resultaat van het traject. Deze rapportage dient te worden ingebracht in de door (één van) partijen nog aanhangig te maken bodemprocedure. Voor het doorlopen van een hulpverleningstraject wordt standaard een termijn van zes maanden aangehouden. Gelet hierop verzoekt de voorzieningenrechter het loket om de volledige UHA-rapportage uiterlijk op hierna te noemen pro forma datum, of zoveel eerder als mogelijk is, in de nog aanhangig te maken bodemprocedure in te brengen. Op verzoek van het zorgloket kan de rechtbank deze termijn verlengen. Dit verzoek moet gemotiveerd worden gedaan. Als de verlenging wordt toegestaan, dan geeft de rechtbank een nieuwe pro forma datum door.
4.8.
Als de hulp heeft geleid tot een positief resultaat, stelt de rechtbank ouders (en hun advocaten) in de gelegenheid zich binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage uit te laten of een mondelinge behandeling in de bodemprocedure nog nodig is. De advocaten maken in hun reactie kenbaar wat het resultaat van de hulpverlening betekent voor de in die procedure gedane verzoeken met betrekking tot de kinderen.
4.9.
Als de hulp niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat verzoekt de voorzieningenrechter het loket de volledige UHA-rapportage ook direct toe te sturen aan de raad. De raad toetst en beoordeelt dan of een onderzoek of interventie zal worden verricht. De raad informeert de rechtbank binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage of er aanleiding is een onderzoek of interventie te starten.
4.10.
Wanneer de raad geen aanleiding ziet voor een onderzoek of interventie, maar op grond van de UHA-rapportage direct een advies kan geven, stelt de rechtbank ouders (en hun advocaten) in de gelegenheid zich over dit advies, alsmede over het verdere procesverloop uit te laten.
4.11.
Wanneer de raad een onderzoek wel noodzakelijk vindt, dan verzoekt de voorzieningenrechter de raad dit onderzoek te verrichten en daarover in de nog aanhangig te maken bodemprocedure een rapport en advies in te dienen ter beantwoording van de volgende vragen:
- Welke hoofdverblijfplaats komt het meest tegemoet aan de belangen van de minderjarigen?
- Welke zorgregeling door de ouders komt het meest tegemoet aan de belangen van de minderjarigen?
4.12.
Dit vonnis is een verzoek aan de raad om dit onderzoek te verrichten, indien het traject niet is gestart of niet positief wordt afgesloten én de raad dat onderzoek noodzakelijk acht.
4.13.
Na een onderzoek of interventie van de raad stelt de rechtbank ouders (en hun advocaten) in de gelegenheid om binnen een termijn van 14 dagen op de rapportage van de raad te reageren en zich uit te laten over het verdere procesverloop.
4.14.
De voorzieningenrechter verzoekt de advocaten van partijen om bij het aanhangig maken van de bodemzaak op het verplicht bij te voegen F1-formulier melding te maken van de verwijzing van ouders naar een (jeugd)hulpverleningstraject in het kader van het UHA onder vermelding van het zaaknummer van deze kortgedingprocedure: C/02/424974 / KG ZA 24-374.
4.15.
De ouders zijn tijdens de mondelinge behandeling geïnformeerd over de privacy aspecten van de doorverwijzing (bijlage). Zij hebben met het delen van de privacy gegevens en de voorwaarden waaronder de verwijzing plaatsvindt ingestemd.
Toevertrouwing
4.16.
De vrouw vordert toevertrouwing van de minderjarigen aan haar. De man heeft de minderjarigen 2,5 week geleden meegenomen en weigert hun verblijfplaats kenbaar te maken. De vrouw wil de mogelijkheid hebben om zich tot de politie te kunnen wenden, in het geval de man zich weer niet aan de afspraken houdt. De insteek van de vrouw is verder dat de zorg voor de minderjarigen wordt gedeeld, zuiver en alleen met de bedoeling dat de minderjarigen beide ouders regelmatig zullen blijven zien en zij zich aan de ouders kunnen hechten en er zo snel mogelijk rust rondom hen wordt gecreëerd.
4.17.
De man voert verweer en vordert toevertrouwing van de minderjarigen bij hem. De minderjarigen verblijven thans bij de man. In afwachting van een definitieve zorgregeling is het volgens de man het meest in het belang van de minderjarigen dat de situatie zo blijft. De man is volledig beschikbaar voor de minderjarigen en het best in staat invulling te geven aan de zorg- en opvoedingstaken. De man maakt zich zorgen om de psychische gesteldheid van de vrouw.
4.18.
De voorzieningenrechter bepaalt dat de minderjarigen aan de vrouw worden toevertrouwd. Het baart de voorzieningenrechter grote zorgen dat de man zonder overleg de minderjarigen aan het ouderlijk gezag van de vrouw heeft onttrokken. Hierdoor hebben de minderjarigen de vrouw reeds 2,5 week niet gezien terwijl de vrouw ook niet wist waar de kinderen waren. Zoals ook de Raad reeds naar voren heeft gebracht is het in het uitdrukkelijke belang van de minderjarigen dat zij contact hebben met beide ouders. De vrouw stelt zich hiertoe in te willen zetten. Zij heeft tot op heden niet anders doen blijken, reden waarom de voorzieningenrechter er vertrouwen in heeft dat de minderjarigen wanneer zij worden toevertrouwd aan de vrouw, in staat worden gesteld contact te hebben met de man conform de hierna te noemen voorlopige zorgregeling. Dat de minderjarigen thans bij de man verblijven is voor de voorzieningenrechter allerminst aanleiding anders te bepalen; aan de huidige situatie moet immers juist per direct een einde komen. Gezien het eigengereide gedrag van de man, waarbij contact tussen de vrouw en de minderjarigen wordt ontzegd, acht de voorzieningenrechter het thans aldus het meest in het belang dat de minderjarigen aan de vrouw worden toevertrouwd.
Zorgregeling
4.19.
Partijen vorderen beiden een zorgregeling te bepalen. Waar de man stelt dat de zorgregeling zoals bij het SMWO is afgesproken kan worden uitgevoerd, geeft de vrouw aan dat deze regeling is afgesproken onder het nadrukkelijke voorbehoud dat dit voor twee weken zal zijn. De vrouw kan niet instemmen met een dergelijke regeling voor langere duur, waarbij de minderjarigen vijf dagen bij haar zijn en negen dagen bij de man.
4.20.
De Raad geeft aan dat de minderjarigen toe zijn aan een regeling waarbij een frequente wisseling plaatsvindt. De Raad acht het voorstel van de vrouw dan ook het meest passend.
4.21.
De voorzieningenrechter zal, in lijn met het advies van de Raad, bepalen dat een voorlopige zorgregeling zal gelden zoals gevorderd door de vrouw. Dit betekent dat de minderjarigen in week 1 van maandag 18:00 uur tot woensdag 18:00 uur bij de man verblijven en vanaf woensdag 18:00 uur tot maandag 18:00 uur bij de vrouw. In week 2 zullen de minderjarigen van maandag 18:00 uur tot woensdag 18:00 uur bij de man zijn, vanaf woensdag 18:00 uur tot vrijdag 18.00 uur bij de vrouw, vanaf vrijdag 18.00 uur tot zondag 18:00 uur bij de man en vanaf zondag 18:00 uur tot maandag 18:00 uur bij de vrouw. Hierna vangt de regeling van week 1 weer aan.
4.22.
Zoals de Raad aangeeft zijn de minderjarigen nu gebaat bij een zorgregeling met meer wisselmomenten, reden waarom voornoemde regeling als tijdelijke zorgregeling zal gelden. In het kader van de UHA zal bezien moeten worden welke verdeling van de zorg- en opvoedtaken passend is voor lange duur. De regie en uitvoering van de voorlopige zorgregeling zal in het kader van de voorlopige ondertoezichtstelling in handen van de GI liggen. Zoals ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is afgesproken zullen de minderjarigen donderdag 1 augustus 2024 om uiterlijk 13:00 uur bij de echtelijke woning worden gebracht, waar de vrouw hen ophaalt en waarna voornoemde zorgregeling aanvangt.
Vervangende toestemming vakantie
4.23.
Zoals tijdens de mondelinge behandeling besproken zullen de vordering van de vrouw tot vervangende toestemming om op vakantie te gaan alsook tot afgifte van het paspoort, dan wel identiteitsbewijzen, worden aangehouden, in afwachting van de stappen die partijen de komende periode in het kader van de hulpverlening zullen zetten. Partijen worden verzocht tijdig aan de rechtbank het gewenste procesverloop ten aanzien van deze verzoeken kenbaar te maken.
Uitsluitend gebruik woning
4.24.
De vrouw heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering van de man om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan hem toe te kennen. De voorzieningenrechter zal dit verzoek van de man dan ook toewijzen.
4.25.
De voorzieningenrechter bepaalt hierbij voorts dat de vrouw de sleutel van de woning binnen 48 uur na het in deze te wijzen vonnis af dient te geven aan de man, middels bezorging van de sleutel op het kantoor van de advocaat van de man, mr. W.H.P. de Jongh te Roosendaal aan de Brugstraat 4. De voorzieningenrechter overweegt hiertoe dat de vrouw geen belang (meer) heeft bij het in bezit hebben van de sleutel van de woning waar thans enkel de man in zal verblijven. Het in bezit hebben van de sleutel door de vrouw zal enkel het wantrouwen tussen partijen versterken, hetgeen niet in het belang is van de minderjarigen en de onderlinge verhouding tussen partijen.
4.26.
Gelet op het feit dat de vrouw instemt met de vordering van de man ten aanzien van het uitsluitend gebruik van de woning, ziet de voorzieningenrechter op dit moment geen grond de gevorderde dwangsom toe te wijzen. De voorzieningenrechter heeft vertrouwen dat de vrouw mee zal werken aan haar verplichting tot afgifte van de sleutel. De vordering van de man zal ten aanzien van dit punt dan ook worden afgewezen.
4.27.
Afgesproken tijdens de mondelinge behandeling is dat de GI partijen zal begeleiden in het maken van een afspraak ten aanzien van het ophalen dan wel afgeven van de kleding van de vrouw en van de minderjarigen, alsmede de vrouw haar spullen strekkende tot dagelijks gebruik welke zich nog in de gemeenschappelijke woning bevinden.
Proceskosten
4.28.
Gelet op de relatie die tussen partijen heeft bestaan, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.29.
De voorzieningenrechter zal dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarigen noodzakelijk is dat die beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
4.30.
Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verwijst ouders en hun minderjarige kinderen voor een (jeugd)hulptraject ten behoeve van de hierboven genoemde resultaten naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio Zeeland. Het loket zal ouders en kinderen vervolgens via de toegang van de woonplaatsgemeente van de minderjarigen verwijzen naar de zorgaanbieder;
5.2.
verzoekt het loket om
uiterlijk tegen de familiekamerrol van [datum] 2025, of zoveel eerder als mogelijk is, in de nog aanhangig te maken
bodemprocedurede rapportage over het verloop en het resultaat van het (jeugd)hulpverleningstraject ter griffie in te dienen;
5.3.
verzoekt partijen om bij het aanhangig maken van de bodemzaak op het bij te voegen F1-formulier melding te maken van de verwijzing van partijen naar een (jeugd)hulpverleningstraject in het kader van UHA onder vermelding van “
UHA in KG met zaaknummer C/02/424974 / KG ZA 24-374 d.d. 21 augustus 2024”;
5.4.
verzoekt het loket, wanneer het traject niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat, de UHA-rapportage ook direct toe te sturen aan de raad;
5.5.
verzoekt de raad binnen veertien dagen na ontvangst van de UHA-rapportage de rechtbank te informeren of hij aanleiding ziet een onderzoek of interventie te starten;
5.6.
verzoekt de raad, regio Zeeland, West- en Midden-Brabant, locatie Middelburg wanneer het (jeugd)hulptraject niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat, dan wel als de raad daartoe zelf aanleiding ziet, ten behoeve van de nog aanhangig te maken bodemprocedure onderzoek in te stellen ter beantwoording van de in r.o. 4.11. opgenomen vragen en daarover te rapporteren en te adviseren;
5.7.
verzoekt de raad zijn rapport en advies binnen vier maanden nadat de raad de rechtbank heeft laten weten dat een onderzoek of interventie zal worden verricht bij de rechtbank in te dienen, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift van dit rapport en advies aan de advocaten van partijen;
5.8.
bepaalt dat de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2023 en [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2023 worden toevertrouwd aan de vrouw
5.9.
bepaalt dat de man en de minderjarigen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
voorlopiggerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar als volgt, zulks met inachtneming van hetgeen in rechtsoverweging 4.22 is overwogen. In week 1 zullen de minderjarigen van maandag 18:00 uur tot woensdag 18:00 uur bij de man verblijven en vanaf woensdag 18:00 uur tot maandag 18:00 uur bij de vrouw. In week 2 zullen de minderjarigen van maandag 18:00 uur tot woensdag 18:00 uur bij de man zijn, vanaf woensdag 18:00 uur tot vrijdag 18.00 uur bij de vrouw, vanaf vrijdag 18.00 uur tot zondag 18:00 uur bij de man en vanaf zondag 18:00 uur tot maandag 18:00 uur bij de vrouw. Hierna vangt de regeling van week 1 weer aan;
5.10.
bepaalt dat de man bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning, daarbij inbegrepen de inboedelgoederen, gelegen aan het [adres], [woonplaats] , en beveelt de vrouw die woning te verlaten en deze verder niet te betreden en de sleutels af te geven aan de man;
5.11.
houdt aan de vorderingen tot vervangende toestemming vakantie en afgifte van de identiteitsbewijzen;
5.12.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.13.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.14.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Beer, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2024 in tegenwoordigheid van mr. Oude Weernink, griffier.