ECLI:NL:RBZWB:2024:9370

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 december 2024
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
C/02/430265 / FA RK 24-6092
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Meyboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van een crisismaatregel voor een minderjarige met psychische problemen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 december 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een minderjarige, hierna te noemen betrokkene. Betrokkene, geboren in 2008, verblijft met een crisismaatregel in een accommodatie na een ernstige suïcidepoging. De burgemeester van Breda heeft deze maatregel op 27 december 2024 ingesteld. De officier van justitie heeft verzocht om een machtiging tot voortzetting van deze crisismaatregel voor de duur van drie weken, op basis van artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tijdens de mondelinge behandeling op 31 december 2024 zijn betrokkene, haar ouders, en een arts in opleiding tot psychiater gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstig risico voor de betrokkene, waaronder levensgevaar en ernstig lichamelijk letsel, voortvloeiend uit een psychische stoornis. De rechtbank oordeelt dat de situatie zo urgent is dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. De rechtbank heeft de gevraagde machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend, waarbij verschillende vormen van verplichte zorg zijn toegestaan, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank heeft de machtiging verleend tot en met 21 januari 2025, en het verzoek om aanvullende zorgvormen is afgewezen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, mr. Meyboom, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/430265 / FA RK 24-6092
Datum uitspraak: 31 december 2024
Beschikking voortzetting crisismaatregel
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. M.C.A. Hollants te Tilburg.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 30 december 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 31 december 2024. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
  • de ouders van betrokkene;
  • mevrouw [naam] , arts in opleiding tot psychiater.
Ook was een groepsleider aanwezig.

2.Wat vaststaat

Betrokkene verblijft met een crisismaatregel bij de [accommodatie] . De burgemeester van Breda heeft de crisismaatregel op 27 december 2024 genomen.

3.Het verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), voor de duur van drie weken te verlenen.

4.De standpunten

4.1.
Betrokkene zegt dat ze naar huis wil.
4.2.
De arts brengt naar voren dat betrokkene crisis is opgenomen, nadat zij thuis 40 stuks paracetamol had ingenomen en zij zichzelf met kokend water had overgoten. Betrokkene zei dat zij geen 16 jaar wilde worden en kampte met spannings- en stressgevoelens. Op [geboortedag] is zij wel 16 jaar geworden. Vervolgens heeft de periode rondom Oud en Nieuw ook weer stress verhogend gewerkt, omdat betrokkene zei dat zij het jaar 2025 niet wilde halen. Betrokkene neemt nu vrijwillig haar medicatie in en werkt mee aan medische controles. Verder wordt het haar toegestaan om kortdurend buiten de instelling tijd met haar ouders door te brengen. Betrokkene komt ook de overige regels en afspraken goed na en er is geen aanleiding voor het aanbrengen van beperkingen in het gebruik van haar telefoon. De behandelaar acht een langdurige opname voor betrokkene niet helpend. Daar staat tegenover dat betrokkene expliciet aangeeft per direct naar huis te willen, terwijl er daaraan op dit moment nog aanmerkelijke veiligheidsrisico’s kleven. Wel ziet zij mogelijkheden, in het geval dat de huidige opname nog gedurende enkele dagen - bij voorkeur in een vrijwillig kader - zou kunnen blijven doorlopen, om stapsgewijs aan een volledige terugkeer van betrokkene naar huis te werken. Echter blijkt deze optie voor betrokkene niet bespreekbaar, zij blijft bij haar standpunt dat zij per direct wil terugkeren naar huis.
4.3.
Door de ouders is opgemerkt dat de crisissituatie zich heeft voorgedaan, net nadat kort daarvoor er hulp en ondersteuning voor betrokkene en voor hun gezin was opgestart in de vorm van dagbesteding, traumatherapie, Ggz hulpverlening voor betrokkene en systeem-therapie voor hen als ouders. Ook staat betrokkene op de wachtlijst voor deeltijd behandeling. Zij houden beiden erg veel van hun dochter. Maar, zij vinden het erg spannend als zou worden besloten dat zij nu al volledig terug naar huis mag. Daarbij wijzen zij erop dat betrokkene in de periode voorafgaand aan de crisisopname zich naar het treinspoor heeft begeven vanuit een actieve suïcidewens en dat haar broer haar van deze poging heeft weten te weerhouden. Ook tijdens de crisisopname heeft betrokkene, door het maken van opmerkingen dat zij naar huis wil om zich van het leven te beroven, laten blijken dat de wens om suïcide te plegen bij haar nog steeds aanwezig is. Echter tegelijkertijd laat zij blijken dat zij uit kijkt naar de deeltijdbehandeling en dat zij daarvoor gemotiveerd is, wat de situatie voor hen als ouders extra gecompliceerd maakt.
4.4.
De advocaat van betrokkene voert aan dat zij uit het voorgesprek met haar cliënte heeft kunnen opmaken dat, omdat zij deeltijdbehandeling in het vooruitzicht heeft en zij ook over andere voorzieningen zoals dagbesteding en een scooter beschikt, zij verwacht dat dit in combinatie met aanvullende ambulante Ggz-zorg voldoende zal zijn om thuis haar leven weer op te pakken. Zij stelt zich dan ook namens betrokkene op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen, of dat de machtiging tot voortzetting crisismaatregel wordt beperkt tot uitsluitend het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, onder afwijzing van het meer of anders verzochte. In het geval dat de rechtbank mocht beslissen dat van de voortgezette verplichte zorg ook het beperken van de bewegingsvrijheid en het opnemen in een accommodatie deel uitmaken verzoekt zij deze twee zorgvormen te beperken in duur tot een periode van maximaal één week.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging tot voortzetting crisismaatregel. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
Op grond van de inhoud van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van betrokkene sprake is van gedrag waardoor onmiddellijk dreigend ernstig nadeel wordt veroorzaakt, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
5.3.
Vermoed wordt dat dit gedrag waardoor ernstig nadeel wordt veroorzaakt voortvloeit uit een psychische stoornis, te weten depressieve stemmingsstoornissen, disruptieve, impuls beheersings- en andere gedragsstoornissen en overige DSM-5 stoornissen.
5.4.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat voorafgaand aan de crisisopname betrokkene thuis 40 stuks paracetamol had ingenomen en zij zichzelf met kokend water had overgoten. Verder heeft betrokkene zich in de periode vóór de crisisopname naar het treinspoor begeven met de bedoeling zichzelf van het leven te beroven. Na opname heeft betrokkene heet water over haar handen heen gegoten. Ook heeft zij opnieuw opmerkingen gemaakt erop duidend dat zij naar huis wil, alleen om zichzelf vervolgens van het leven te kunnen beroven.
5.5.
De rechtbank is op grond van de medische verklaring en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling van oordeel dat de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn om het nadeel af te wenden:
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
Het verzoek wordt afgewezen voor zover dat ziet op de overige verzochte verplichte zorgvormen, omdat daarvoor geen noodzaak bestaat.
5.6.
Betrokkene werkt momenteel goed mee aan de geboden zorg. Ook lijkt zij oprecht gemotiveerd en bereid om met behulp van ambulante (na)zorg en deeltijdbehandeling, zodra die beschikbaar is, aan zichzelf te gaan werken. Zij geeft daarnaast echter ook blijk van ambivalentie, gelet op haar uitlatingen dat zij per direct naar huis wil en dat zij dit wil om vervolgens suïcide te plegen. Naar het oordeel van de rechtbank moet er daarom op dit moment van worden uitgegaan dat betrokkene zich verzet tegen de zorg, die noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat zij voldoende stabiliseert om met ambulante zorg naar huis te kunnen terugkeren en - zodra mogelijk - met de deeltijdbehandeling te kunnen starten.
5.7.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
5.8.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en haar omgeving.
5.9.
Met inachtneming van het vorenstaande zal de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend voor een periode van drie weken.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 2008 in [geboorteplaats] , wat inhoudt dat de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 5.5. kunnen worden toegepast;
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 21 januari 2025;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 december 2024 door mr. Meyboom, als kinderrechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier, en op schrift gesteld op 15 januari 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.