ECLI:NL:RBZWB:2024:9369

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 december 2024
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
C/02/430266 / FA RK 24-6093
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Meyboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van een crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 december 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1981. De rechtbank ontving op 30 december 2024 een verzoekschrift van de officier van justitie, waarin werd verzocht om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken. De betrokkene verblijft op dat moment in GGZ Breburg, waar zij onder een crisismaatregel is opgenomen na een periode van manisch gedrag en agressie. Tijdens de mondelinge behandeling, die op dezelfde dag plaatsvond, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, haar echtgenoot, een agoog en een afdelingsarts/psychiater in opleiding.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene, ondanks enige vooruitgang, nog steeds in een kwetsbare toestand verkeert en dat er een aanzienlijk risico bestaat op ernstig nadeel, waaronder lichamelijk letsel en verwaarlozing. De afdelingsarts heeft aangegeven dat de betrokkene nog niet voldoende stabiel is om zonder verplichte zorg te functioneren. De rechtbank heeft de gevraagde machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend, waarbij zij de noodzaak van verplichte zorg heeft onderbouwd met de risico's die anders zouden ontstaan. De machtiging is verleend voor de duur van drie weken, tot en met 21 januari 2025, en de rechtbank heeft het verzoek voor andere zorgvormen afgewezen, omdat deze niet noodzakelijk werden geacht.

De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter Meyboom, met de griffier Baremans aanwezig. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/430266 / FA RK 24-6093
Datum uitspraak: 31 december 2024
Beschikking voortzetting crisismaatregel
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1981 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. P. Doorakkers te Oosterhout.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 30 december 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 31 december 2024. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
  • de heer [naam 1] , agoog;
  • de echtgenoot van betrokkene;
  • de heer [naam 2] , afdelingsarts/psychiater in opleiding.

2.Wat vaststaat

Betrokkene verblijft met een crisismaatregel in GGZ Breburg, Jan Wierhof. De burgemeester van Breda heeft de crisismaatregel op 28 december 2024 genomen.

3.Het verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), voor de duur van drie weken te verlenen voor de navolgende zorgvormen:
- het toedienen van vocht en voeding;
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

4.De standpunten

4.1.
Betrokkene merkt op dat zij in de Ggz instelling goede zorg heeft ontvangen. Echter kan zij inmiddels voor zichzelf bepalen wat goed voor haar is. Voortgezette verplichte zorg is daarom niet meer nodig. Zij wil zo snel mogelijk terugkeren naar huis, ook om bij het vieren van Oud- en Nieuwjaar en bij haar zoon te kunnen zijn.
4.2.
De afdelingsarts brengt naar voren dat betrokkene bij de opname kampte met veel boosheid, zij liet verbaal agressief gedrag zien naar zorgverleners en zij vertoonde fysieke agressie richting haar echtgenoot. Intussen heeft betrokkene stappen voorwaarts weten te maken. Het betreft hier echter een prille situatie, van volledige stabiliteit is nog geen sprake. Om tot een duurzaam evenwicht te komen acht hij voortgezette zorg op dit moment nog noodzakelijk. Hij heeft er onvoldoende vertrouwen in dat betrokkene daaraan zal (blijven) meewerken indien er van een vrijwillig kader sprake is. Naar nu wordt ingeschat zal de periode waarvoor de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel is gevraagd toereikend zijn om betrokkene voldoende te laten stabiliseren.
4.3.
De agoog sluit zich aan bij hetgeen door de afdelingsarts/psychiater in opleiding naar voren is gebracht en heeft daarop geen aanvullingen.
4.4.
De echtgenoot van betrokkene merkt op dat, anders dan tijdens een eerdere opname van betrokkene het geval was, hij een positieve indruk heeft van het effect op betrokkene van de nu geboden zorg en de vooruitgang die daarmee wordt geboekt. Hoewel hij begrijpt dat zijn echtgenote zo snel als mogelijk wil terugkeren naar huis, onderschrijft hij ook de opmerking van de afdelingsarts dat het daarvoor nog te vroeg is, omdat zij nog zorg nodig heeft om aan verdere stabilisering te kunnen werken.
4.5.
De advocaat van betrokkene voert aan dat hij al langere tijd bekend is met zijn cliënte en met haar achtergrond. Hij stelt vast dat de psychische toestand van betrokkene, vergeleken met zijn bezoek aan haar enkele dagen geleden, al behoorlijk is verbeterd. Afgaand op de inhoud van de stukken, waaronder meer specifiek de medische verklaring en de mondelinge behandeling, ziet hij in juridisch opzicht geen beletselen voor toewijzing van het verzoek. Echter, rekening houdend met het standpunt van betrokkene dat zij niet langer in de Ggz instelling maar thuis bij haar zoon te willen zijn, stelt hij zich formeel namens betrokkene op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
Op grond van de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van betrokkene sprake is van gedrag waaruit onmiddellijk dreigend ernstig nadeel wordt veroorzaakt, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige materiële schade;
- ernstige verwaarlozing;
- gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
5.3.
Vermoed wordt dat het ernstig nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, te weten bipolaire-stemmingsstoornissen.
5.4.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. Betrokkene is in crisis opgenomen, nadat zij enkele nachten niet had geslapen en zij in manisch psychotische toestand boos en agressief gedrag met name richting haar echtgenoot had laten zien. Betrokkene putte zichzelf steeds verder uit. Ook dreigde daardoor het gezinssysteem ontwricht te raken.
5.5.
De rechtbank is op grond van de medische verklaring en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling van oordeel dat de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn om het nadeel af te wenden:
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
Het verzoek wordt afgewezen voor zover dat ziet op de overige verzochte verplichte zorgvormen, omdat voor het afgeven van een machtiging in zoverre geen noodzaak bestaat.
5.6.
De behandelaar van betrokkene wijst erop dat betrokkene met de tot dusver geboden zorg weliswaar vooruitgang boekt, maar dat voortgezette zorg nog noodzakelijk is om haar duurzaam te laten stabiliseren. Betrokkene vindt dat zij al voldoende is hersteld om terug te keren naar huis. Dit betekent dat betrokkene zich verzet tegen de zorg. Verplichte zorg is daarom noodzakelijk.
5.7.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
5.8.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving.
5.9.
Met inachtneming van het vorenstaande zal de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen voor de duur van drie weken.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1981 in [geboorteplaats] , inhoudende dat de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 5.5 kunnen worden toegepast;
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 21 januari 2025;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 december 2024 door mr. Meyboom, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier, en op schrift gesteld op 15 januari 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.