In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 december 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van betrokkene, geboren in 1941. Het verzoek is ingediend vanwege zorgen over de zelfverzorging van betrokkene, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij betrokkene, zijn echtgenote, dochter en casemanagers zijn gehoord.
Betrokkene heeft zich verzet tegen het verzoek en verklaarde niet mee te willen werken aan opname. Zijn echtgenote heeft echter aangegeven dat de recente verhuizing voor onrust heeft gezorgd en dat zij zich zorgen maakt over de zorgbehoefte van haar echtgenoot, die 24-uurs zorg nodig heeft. De casemanagers hebben bevestigd dat betrokkene niet in staat is om zelfstandig voor zijn verzorging te zorgen en dat zijn echtgenote overbelast raakt door de zorg voor hem.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het gedrag van betrokkene leidt tot ernstig nadeel, waaronder lichamelijk letsel en verwaarlozing. Gezien de omstandigheden en het gebrek aan alternatieven heeft de rechtbank besloten om de gevraagde machtiging te verlenen voor de duur van zes maanden, tot en met 30 juni 2025. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter M. Meyboom, met griffier Baremans aanwezig.