ECLI:NL:RBZWB:2024:9366

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 december 2024
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
C/02/429975 / FA RK 24-5942
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Meyboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor betrokkene met dementie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 december 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van betrokkene, geboren in 1941. Het verzoek is ingediend vanwege zorgen over de zelfverzorging van betrokkene, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij betrokkene, zijn echtgenote, dochter en casemanagers zijn gehoord.

Betrokkene heeft zich verzet tegen het verzoek en verklaarde niet mee te willen werken aan opname. Zijn echtgenote heeft echter aangegeven dat de recente verhuizing voor onrust heeft gezorgd en dat zij zich zorgen maakt over de zorgbehoefte van haar echtgenoot, die 24-uurs zorg nodig heeft. De casemanagers hebben bevestigd dat betrokkene niet in staat is om zelfstandig voor zijn verzorging te zorgen en dat zijn echtgenote overbelast raakt door de zorg voor hem.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het gedrag van betrokkene leidt tot ernstig nadeel, waaronder lichamelijk letsel en verwaarlozing. Gezien de omstandigheden en het gebrek aan alternatieven heeft de rechtbank besloten om de gevraagde machtiging te verlenen voor de duur van zes maanden, tot en met 30 juni 2025. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter M. Meyboom, met griffier Baremans aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/429975 / FA RK 24-5942
Datum uitspraak: 31 december 2024
Beschikking rechterlijke machtiging
op het verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1941 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. P.R. Klaver te Bergen op Zoom.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 18 december 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 31 december 2024. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de echtgenote van betrokkene;
  • de dochter van betrokkene;
  • mevrouw [naam 1] , casemanager dementie/aanvrager;
  • mevrouw [naam 2] , casemanager dementie.

2.Het verzoek

Het CIZ verzoekt een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf, als bedoeld in artikel 26 Wzd, te verlenen voor de duur van zes maanden.

3.De standpunten

3.1.
Betrokkene antwoordt op de vraag wat hij vindt van het voorliggend verzoek “dat gaat niet door”, “daar werk ik niet aan mee”, “ik laat mij niet door de overheid sturen” en “anders vertrek ik zelf en kom ik nooit meer terug.” Op de opmerking van de behandelend rechter dat sprake is van zorgen over zijn zelfverzorging merkt betrokkene op “Ik douch mijzelf wanneer ik zin heb.”
3.2.
De echtgenote van betrokkene zegt dat met name de recente verhuizing voor de nodige onrust bij haar echtgenoot heeft gezorgd. Inmiddels beginnen zij beiden te wennen aan hun nieuwe woning. Ook heeft haar echtgenoot medicatie voorgeschreven gekregen, waardoor hij beduidend rustiger is geworden. Hoewel er de nodige taken op haar schouders rusten wil zij onder geen beding dat zij en haar echtgenoot uit elkaar worden gehaald.
3.3.
De casemanager zegt dat betrokkene 24-uurs zorg/ondersteuning, sturing en begeleiding nodig heeft. Zijn echtgenote durft hem om die reden niet meer alleen te laten en zij houdt de deur afgesloten om te voorkomen dat hij zal gaan dwalen. Betrokkene heeft desondanks kans gezien om via het keukenraam naar buiten te gaan. Betrokkene accepteert op geen enkele wijze professionele thuiszorg. Hij is daarom voor zijn zorgbehoefte volledig aangewezen op zijn echtgenote, die echter zelf kampt met gezondheidsproblemen. Recent nog was zij wegens een gebroken arm niet in staat om betrokkene te ondersteunen bij de algemene dagelijkse verzorging. Onduidelijk is in hoeverre betrokkene in die periode zichzelf voldoende heeft kunnen verzorgen. Daarbij komt dat hij in de verbale interactie met zijn echtgenote agitatie en boosheid laat zien. Meer recent is er ook van fysieke agressie naar zijn echtgenote sprake geweest. Bij elkaar maakt dit dat zij zich als betrokken casemanager ernstig zorgen maakt over de situatie van in de eerste plaats betrokkene maar ook zijn echtgenote. Betrokkene heeft medicatie voorgeschreven gekregen. Zijn echtgenote geeft aan dat betrokkene sindsdien rustiger is geworden. Daarentegen heeft de huisarts daarover opgemerkt dat dit een minimale dosering betreft en dit betekent dat daarmee de stemmingswisselingen van betrokkene onvoldoende worden onderdrukt. Een bijkomend zorgaspect is dat betrokkene momenteel gedurende drie dagen per week naar dagbesteding gaat en een uitbreiding daarvan naar vijf dagen per week voor zijn echtgenote niet bespreekbaar is gebleken. Zij geeft daarover aan dat zij dan te vaak alleen thuis is.
3.5.
De dochter van betrokkene merkt op dat zij zich ernstig zorgen maakt over de toestand van haar vader. Ook heeft zij moeten vaststellen dat de 24-uurs zorg, toezicht en sturing die haar vader nodig heeft de draagkracht van haar moeder ruimschoots overstijgt. Om die reden maakt zij zich ook grote zorgen over haar moeder.
3.6.
De advocaat van betrokkene merkt op dat betrokkene en zijn echtgenote zich niet herkennen in de zorgen die tot indiening van het verzoek hebben geleid. Beiden zijn van opvatting dat er in hun huidige woon- en zorgsituatie niets hoeft te veranderen. Met deze toelichting stelt hij zich namens betrokkene op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank verleent de gevraagde rechterlijke machtiging. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank staat op grond van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling vast dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening samen met een psychische stoornis, te weten dementie.
4.3.
Ook is naar het oordeel van de rechtbank uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling gebleken dat het gedrag dat voortvloeit uit deze aandoening en stoornis leidt tot ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat betrokkene niet in staat is zelfstandig zorg te dragen voor zijn lichamelijke verzorging. Ook is betrokkene gedesoriënteerd in tijd en is er sprake van het risico op dwaalgedrag. Betrokkene accepteert geen professionele thuiszorg, wat maakt dat hij voor de zorg, ondersteuning en sturing die hij nodig heeft volledig op zijn echtgenote aangewezen is. Zij is daardoor overbelast geraakt of dreigt te raken. Daarbij komt dat betrokkene agitatie en boosheid laat zien en hij - mogelijk meer malen - fysiek agressief is geweest naar zijn echtgenote. De daarvoor ingezette medicatie is ontoereikend om het daardoor veroorzaakt ernstig nadeel voldoende weg te kunnen nemen.
4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verzochte opname en het verblijf noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Betrokkene verzet zich hiertegen.
4.5.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.6.
Met inachtneming van het vorenstaande zal de rechtbank een rechterlijke machtiging verlenen tot opname en verblijf voor de duur van zes maanden.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf voor
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1941 in [geboorteplaats] ;
5.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 30 juni 2025;
5.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 december 2024 door mr Meyboom, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier, en op schrift gesteld op 15 januari 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.