In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 december 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door de officier van justitie, met als doel de crisismaatregel voor de duur van drie weken te verlengen. Betrokkene, geboren in 1959, verblijft momenteel in een accommodatie en heeft een geschiedenis van psychische aandoeningen, waaronder suïcidaliteit en gedragsstoornissen. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 december 2024 zijn zowel betrokkene als haar advocaat gehoord, evenals medische professionals die betrokken zijn bij haar zorg. Betrokkene heeft aangegeven dat zij graag naar huis wil, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, wat de voortzetting van de crisismaatregel rechtvaardigt. De rechtbank heeft de gevraagde machtiging verleend en de noodzakelijke vormen van verplichte zorg vastgesteld, waaronder medische controles en beperkingen in de bewegingsvrijheid. De rechtbank heeft andere verzochte vormen van zorg afgewezen, omdat deze niet noodzakelijk werden geacht. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Van Eck, rechter, en is op schrift gesteld op 3 januari 2025.