In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 december 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging. Het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, ingediend door de officier van justitie, is afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene, die in behandeling is bij een accommodatie, goed samenwerkt met zijn behandelaren en achter zijn behandeling en medicatie staat. Tijdens de mondelinge behandeling, die op 20 december 2024 plaatsvond, is betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn advocaat, mr. S. Köller. De psychiater heeft verklaard dat het goed gaat met betrokkene en dat hij zijn autonomie moet behouden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen noodzaak is voor een zorgmachtiging, aangezien betrokkene vrijwillig in behandeling wil blijven en de wettelijke criteria voor een zorgmachtiging niet zijn vervuld. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Van Eck, rechter, in aanwezigheid van mr. Boomaars, griffier.