ECLI:NL:RBZWB:2024:9329

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
13 januari 2025
Zaaknummer
C/02/430044 JE RK 24-2289
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Bogaert
  • F. Felix
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Spoedmachtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met crimineel gedrag en signalen van uitbuiting

Op 19 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een spoedprocedure betreffende een minderjarige die ernstig (seksueel) grensoverschrijdend gedrag vertoont en zich in het criminele circuit begeeft. De kinderrechter heeft op basis van het verzoek van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Roosendaal besloten om een spoedmachtiging voor gesloten jeugdhulp te verlenen. De minderjarige, geboren in 2009, vertoont problematisch gedrag en is niet door een gekwalificeerde gedragswetenschapper gezien. De moeder van de minderjarige heeft schriftelijk ingestemd met het verzoek van het college.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige zich in een gevaarlijke situatie bevindt, waarbij zijn veiligheid en die van zijn gezin in het geding zijn. Er zijn signalen van criminele uitbuiting en de minderjarige heeft geen gezag geaccepteerd. De kinderrechter heeft de noodzaak van onmiddellijke jeugdhulp onderbouwd door te verwijzen naar de ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van de minderjarige, die zijn ontwikkeling ernstig belemmeren. De kinderrechter heeft de spoedmachtiging verleend voor de duur van twee weken, met de mogelijkheid tot verlenging na een mondelinge behandeling.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de schriftelijke uitwerking die op 20 december 2024 is vastgesteld. De betrokken partijen, waaronder de minderjarige, zijn in de gelegenheid gesteld om hun mening te geven tijdens de mondelinge behandeling. De kinderrechter heeft benadrukt dat de veiligheid van de minderjarige en zijn omgeving voorop staat en dat verdere beslissingen pas na de mondelinge behandeling zullen worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/430044 JE RK 24-2289
Datum uitspraak: 19 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE ROOSENDAAL, zetelende te Roosendaal,
hierna te noemen: het college,
betreffende,
[minderjarige] ,
geboren op [geboortedag] 2009 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] .

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het mondelinge verzoek van 19 december 2024;
- een schriftelijke bevestiging van het mondelinge verzoek, ingekomen bij de griffie op 19 december 2024;
- de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper, ingekomen bij de griffie op 20 december 2024.
1.2
Aan [minderjarige] is als advocaat toegevoegd: mr. R.G.J. van Kerkhof te Gilze.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2
[minderjarige] woont bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1
De GI verzoekt een spoedmachtiging te verlenen om [minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van vier weken.
3.2
Door de moeder is schriftelijk ingestemd met het door het college gedane verzoek.
3.3
De gedragswetenschapper heeft [minderjarige] op het moment van het verzoek niet kunnen spreken. De gedragswetenschapper heeft ingestemd met het verzoek van het college op grond van dossierstudie.

4.De beoordeling

4.1
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.3, tweede lid, Jeugdwet, dient onmiddellijke verlening van jeugdhulp noodzakelijk te zijn indien naar het oordeel van de kinderrechter:
a. jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren;
b. de opneming en het verblijf noodzakelijk en geschikt zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken; en
c. er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen.
4.2
Op grond van het bepaalde in artikel 800 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een beschikking betreffende een machtiging tot uithuisplaatsing aanstonds worden afgegeven, indien de mondelinge behandeling niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige.
4.3
Uit het verzoek blijkt dat [minderjarige] ernstig (seksueel) grensoverschrijdend gedrag vertoont en hij zich in het criminele circuit begeeft. Er zijn signalen dat er sprake is van criminele uitbuiting. De veiligheid van [minderjarige] , de moeder en zijn twee jongere broertjes is in gevaar. [minderjarige] accepteert geen gezag, is veel op straat en er is geen zicht op met wie hij omgaat.
4.4
[minderjarige] is op 6 december 2024 geplaatst op een open groep van [jeugdzorginstelling]. Hij gaf aan ruzie te hebben met de moeder en niet terug naar huis te willen. Een (tijdelijke) plaatsing in het netwerk was niet mogelijk. Sinds de plaatsing van [minderjarige] bij [jeugdzorginstelling] is er meer zicht op hem gekomen. Gezien wordt dat hij zich niet aan afspraken kan houden en hij contacten met vreemden blijft onderhouden, vermoedelijk personen die zich in het criminele circuit begeven. Bij de groep zijn er verschillende personen gesignaleerd die op zoek waren naar [minderjarige] . [minderjarige] heeft verteld dat hij pakketjes bezorgt, zonder te weten wat de inhoud daarvan is. Op 18 december 2024 heeft [minderjarige] een gestolen fatbike bij zich. Verschillende mannen blijken naar [minderjarige] op zoek. Als een rugzak van [minderjarige] door de groepsleiding wordt ingenomen, raakt [minderjarige] in paniek, omdat hij niet wil dat groepsleiding in de tas kijkt. [minderjarige] vertelt dat hij het pakketje moet bezorgen en daar geld voor krijgt. Hij lijkt het gevaar ervan niet in te zien.
4.5
Volgens het college is een verblijf van [minderjarige] op de open groep niet meer veilig. Personen die naar hem op zoek zijn weten hem te vinden. Ook krijgt de moeder verschillende telefoontjes die zeggen spullen met haar te willen ruilen.
4.6
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat bij [minderjarige] sprake is van forse opgroei- en opvoedproblemen. De kinderrechter neemt hierbij in aanmerking dat [minderjarige] als gevolg van genoemde problematiek ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, terwijl hij zich ook aan noodzakelijke hulpverlening onttrekt. Hij laat zelfbepalend gedrag zien, accepteert geen gezag en lijkt de gevaren van zijn handelen niet in te zien. Hoewel [minderjarige] op een open groep van [jeugdzorginstelling] is geplaatst is zijn verblijf daar niet veilig.
4.7
De kinderrechter is op grond van de hiervóór beschreven, uiterst zorgelijke en verontrustende omstandigheden van oordeel dat een mondelinge behandeling van het verzoek niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [minderjarige] . De kinderrechter neemt daarbij in aanmerking dat niet langer kan worden ingestaan voor zowel de veiligheid van [minderjarige] als de veiligheid van zijn omgeving.
4.6
De kinderrechter heeft zich ervan vergewist dat op het moment dat het college het mondelinge verzoek deed, op 19 december 2024, [minderjarige] zoek is en niet is gesproken door een gekwalificeerde gedragswetenschapper. De kinderrechter heeft in het belang van [minderjarige] én zijn omgeving het mondelinge verzoek toegewezen, omdat een schriftelijke instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper, gelet op de zorgelijke en spoedeisende situatie niet kon worden afgewacht. Op 20 december 2024 ontvangt de kinderrechter een instemmende verklaring van de gedragswetenschapper, op basis van dossierstudie. Volledigheidshalve merkt de kinderrechter in dit kader nog op dat zij verwacht dat [minderjarige] zo spoedig mogelijk alsnog door een gekwalificeerde gedragswetenschapper in persoon wordt gesproken alsmede op basis van het gesprek met [minderjarige] instemt met het spoedverzoek. Het college wordt verzocht deze instemmende verklaring over te leggen, vóór de in het dictum te melden mondelinge behandeling.
4.7
Het college, [minderjarige] en zijn advocaat en de moeder worden in de gelegenheid gesteld hun mening te geven op de hierna genoemde mondelinge behandeling van het verzoek. In afwachting van deze mondelinge behandeling zal de spoedmachtiging gesloten jeugdhulp, gelet op de zwaarte van de maatregel, voor de duur van twee weken worden verleend. Verdere beslissingen op het verzoek zal de kinderrechter pas nemen nadat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden.
4.8
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1
verleent een spoedmachtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp met ingang van 19 december 2024 voor de duur van twee weken, zijnde tot 2 januari 2025, onder aanhouding van het overige deel van het verzoek;
5.2
bepaalt dat het college, [minderjarige] en zijn advocaat en de moeder zullen worden gehoord tijdens de mondelinge behandeling van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van
[datum] 2024 te [uur](bij kinderrechter mr. Van Leuven), in het gerechtsgebouw aan de Stationslaan 10 te Breda;
5.3
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproep voor die mondelinge behandeling voor het college, [minderjarige] en zijn advocaat en de moeder;
5.4
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2024 door mr. Bogaert, kinderrechter.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 20 december 2024 door mr. Felix, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.