ECLI:NL:RBZWB:2024:9310

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
C/02/427545 / JE RK 24-1832 (machtiging gesloten jeugdhulp)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Sumner
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met trauma- en hechtingsproblematiek

Op 18 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, geboren in 2008, die onder voogdij staat van de Stichting Jeugdbescherming Brabant. De kinderrechter heeft een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp voor de duur van zes weken, met de mogelijkheid tot verlenging. De minderjarige vertoont problematisch gedrag en heeft behoefte aan een veilige omgeving met structuur en begeleiding. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van trauma- en hechtingsproblematiek en dat de minderjarige momenteel verblijft bij een jeugdzorginstelling. De kinderrechter heeft ook een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp overwogen, waarbij voorwaarden zijn gesteld aan het gedrag van de minderjarige. De moeder van de minderjarige was niet aanwezig tijdens de zitting, maar de minderjarige zelf was via een beeldbelverbinding gehoord. De kinderrechter heeft benadrukt dat de minderjarige gemotiveerd is voor de overstap naar een vervolgtraject en dat het belangrijk is om de voorwaarden voor de plaatsing bij de nieuwe instelling niet te streng te maken, om terugval in agressief gedrag te voorkomen. De kinderrechter heeft de behandeling van het resterende deel van het verzoek aangehouden tot een nieuwe mondelinge behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummers: C/02/427545 / JE RK 24-1832 (machtiging gesloten jeugdhulp)
C/02/429384 / JE RK 24/2174 (voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp)
Datum uitspraak: 18 december 2024
(Nadere) beschikking van de kinderrechter over een (voorwaardelijke) machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaken van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
gevestigd te Etten-Leur,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (hierna: de GI),
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] ,
advocaat mr. N. van Vliet te Breda.
Als informant is aangemerkt:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, de kinderrechter over het verzoek geadviseerd.

1.Het (verdere) verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • de op 6 november 2024 door de kinderrechter in deze rechtbank in de zaak met het kenmerk C/02/427545 / JE RK 24-1832 gegeven tussenbeslissing en de daarin genoemde stukken;
  • het op 28 november 2024 door de GI ingediend verzoekschrift, met bijlagen, in de zaak met het kenmerk C/02/429384 / JE RK 24/2174;
  • de op 5 december 2024 ontvangen brief van de GI, met als bijlage een instemmings-verklaring gedragswetenschapper bij het verzoek machtiging gesloten jeugdhulp, als bedoeld in art. 6.1.4. Jeugdwet;
  • de van de GI ontvangen brief, gedateerd 12 december 2024, met als bijlage een plan van aanpak, gedateerd 12 december 2024;
  • het op 12 december 2024 ingekomen emailbericht van de GI.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [minderjarige] (via een beeldbelverbinding);
- de advocaat van [minderjarige] ;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 27 september 2012 is [minderjarige] onder voogdij gesteld van de Stichting Jeugdbescherming Brabant.
2.2.
[minderjarige] verblijft bij [jeugdzorginstelling] in [plaats] .

3.De (resterende) verzoeken

3.1.
In de zaak met het kenmerk C/02/427545 / JE RK 24-1832 is aan de orde een verzoek van de GI, ertoe strekkende een machtiging te verlenen om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden, welk verzoek door de GI mondeling is gewijzigd, in die zin, dat een machtiging
wordt verzocht om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en
te doen verblijven voor de duur van zes weken en de beslissing op het resterende deel van het verzoek aan te houden. Op dat gewijzigd verzoek heeft de kinderrechter bij tussenbeschikking van 6 november 2024 een machtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 8 november 2024 tot 20 december 2024 en is de beslissing op het restantverzoek aangehouden tot de nadere mondelinge behandeling.
3.2.
In de tussenbeschikking van 6 november 2024 is overwogen dat bij [minderjarige] sprake is van trauma- en hechtingsproblematiek. In het afgelopen jaar heeft hij veel problematisch (wisselend en onvoorspelbaar) gedrag vertoond en zijn er veel incidenten geweest. Ook werd hij getriggerd door onduidelijkheid en onzekerheid over het psychodiagnostisch onderzoek. In de afgelopen periode heeft [minderjarige] positieve ontwikkelingen doorgemaakt, onder meer door de geboden begeleiding vanuit [organisatie] . [minderjarige] staat inmiddels open voor een plaatsing bij [locatie] en hij is intrinsiek gemotiveerd voor een behandel-traject daar. Er zal een gesprek gaan plaatsvinden bij [locatie] om te zien of een plaatsing van [minderjarige] daar mogelijk is. Indien dit het geval is zal er een behandeltraject moeten worden opgesteld, echter wanneer een plaatsing daar niet mogelijk is, zal de GI de mogelijkheden voor een andere vervolgplek voor [minderjarige] moeten onderzoeken.
3.3.
Op 28 november 2024 is door de GI een verzoek ingediend in de zaak met het kenmerk C/02/429384 / JE RK 24/2174 tot het verlenen van een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp ten behoeve van [minderjarige] voor de duur van 6 maanden.

4.Het standpunt van de verzoeker

4.1.
Ter onderbouwing van haar meest actuele verzoek is door de GI schriftelijk en mondeling aanvullend - samengevat - aangevoerd dat [minderjarige] bij [jeugdzorginstelling] in [plaats] verblijft. Hij is aangemeld bij [locatie] van GGZ-E. Daarnaast is 2-op-1 begeleiding ingezet, die wordt afgebouwd naar 1-op-1 begeleiding. Op 7 november 2024 heeft het uitslaggesprek plaats gevonden met betrekking tot het persoonlijkheidsonderzoek door [jeugdzorginstelling] . Daaruit is geadviseerd dat [minderjarige] een leefklimaat nodig heeft, dat stevige holding biedt en waarin zijn woede begrensd kan worden. Dit houdt in een omgeving waarin concrete voorspelbaarheid wordt geboden door betrouwbare volwassenen, waarbij wordt aangesloten bij het niveau waarop [minderjarige] feitelijk sociaal en emotioneel functioneert. [minderjarige] is nog afhankelijk van directe richtinggevende en stimulerende sturing bij het kanaliseren van zijn emoties. Te denken valt aan de mogelijkheid van vrijheidsbeperkende maatregelen om grenzen te stellen en te corrigeren in de vorm van behandeling, begeleiding gericht op symptoomreductie, integratie (denken, doen, voelen), mentaliseren (MBT A), emotieregulatie (DGT), schema-gerichte therapie en voortzetting van medicamenteuze ondersteuning.
4.2.
[locatie] heeft als eis gesteld, dat [minderjarige] in de komende weken bij [jeugdzorginstelling] tot aan de overplaatsing geen agressie mag vertonen naar andere personen. Als hij vervolgens toch agressie laat zien is een opname bij [locatie] niet mogelijk. Deze harde eis van [locatie] wordt door de hulpverleners van [jeugdzorginstelling] , [organisatie] en de voogd niet als haalbaar ingeschat, rekening houdend met de problematiek van [minderjarige] . Zij verwachten allen dat [minderjarige] als gevolg van dit beleid spreekwoordelijk op zijn tenen zal gaan lopen. Het risico is aanwezig dat [minderjarige] in die situatie een uitlaatklep nodig zal hebben en daardoor de uitingen van zijn agressie heviger worden. Dit omdat [minderjarige] de afgelopen weken juist vooruitgang laat zien: hij werkt aan zijn zelfregulatie en reflectie, ondanks de complexe groepsdynamiek en persoonlijke uitdagingen waar hij mee te maken heeft, groeit hij daar met de juiste begeleiding in. [minderjarige] is ook steeds beter in staat om zijn verantwoordelijkheid te nemen voor zijn gedrag en positieve keuzes te maken. Momenten zoals zijn excuses aanbieden en het benoemen van wat hij nodig heeft, laten zien dat hij groeit in zelfbewustzijn. Uitgaande van al deze voorzichtig positieve ontwikkelingen kan de eis die door [locatie] aan [minderjarige] wordt gesteld juist ook (negatief) gedrag bij hem in de hand werken. Daarbij speelt in niet onbelangrijke mate een rol dat zijn groepsgenoten bij [jeugdzorginstelling] op de hoogte zijn van de door [locatie] gestelde voorwaarde en dit tot gevolg heeft dat zij hem extra uitdagen in de hoop op een (agressieve) reactie van [minderjarige] . Het is daarom zeer de vraag hoe reëel de voorwaarde is die [locatie] heeft gesteld.
4.3.
De verwachting is dat de behandelduur van [minderjarige] circa 12 maanden in beslag zal nemen. Om in het belang van [minderjarige] eventuele vragen en/of vertraging rondom de inzet van zorg bij de gemeente zoveel mogelijk te voorkomen hebben [locatie] , [organisatie] , de gemeente en de voogd overleg met elkaar over de financiën, de benodigde inzet van hulpverlening voor [minderjarige] en de beschikbare speelruimte die er is bij de inzet en het op- en afschalen van de hulpverlening. In het geval dat [minderjarige] toch niet geplaatst mocht kunnen worden bij [locatie] zal er in afstemming met de casusregisseur van BEN (Bovenregionaal Expertiseteam Nederland) naar andere opties worden gezocht. Daarbij is de begeleiding van [organisatie] noodzakelijk.
4.4.
Om [minderjarige] te ondersteunen bij de huidige positieve ontwikkeling, die hij laat zien en om een terugval te voorkomen is in overleg met [minderjarige] en betrokken hulpverleners besloten om hierbij een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van 6 maanden aan te vragen. Behandeling van [minderjarige] bij [locatie] is op dit moment het meest aangewezen, rekening houdend met zijn problematiek en wat hij nodig heeft. Wel kan de therapie bij [locatie] de nodige inzichten en emoties bij [minderjarige] gaan oproepen, waardoor hij terug kan vallen in zijn oude gedrag en hij opnieuw agressie laat zien. Middels de voorwaardelijke machtiging heeft [minderjarige] een stok achter de deur én is er bij [jeugdzorginstelling] plaats voor hem vrij mocht hij een time out plaats nodig hebben. Op die manier wordt getracht een nieuwe faalervaring te minimaliseren wanneer het bij [locatie] (even) niet mocht lukken. Bovendien hoeft hij dan niet steeds overgeplaatst te worden.
4.5.
De navolgende voorwaarden zijn daarvoor opgesteld:
Voorwaarde 1:
[minderjarige] houdt zich aan de huisregels van [locatie] en de afspraken zoals vastgelegd in het
zorgplan.
Voorwaarde 2:
[minderjarige] blijft onder toezicht van [locatie] en houdt zich aan de afspraken die hij maakt met het behandelteam van [locatie] , zoals beschreven in de zorgovereenkomst van de
[locatie] .
Voorwaarde 3:
[minderjarige] werkt actief mee aan de behandeling en begeleiding die [locatie] biedt, en aan de
begeleiding van [organisatie] .
Voorwaarde 4:
[minderjarige] volgt de therapieën zoals aangeboden door [locatie] .
Voorwaarde 5:
[minderjarige] gaat naar de afspraken met de psychiater die verbonden is aan [locatie] .
Voorwaarde 6:
[minderjarige] houdt zich aan het dagprogramma van de groep op [locatie] en onttrekt zich niet
aan zijn behandeling of verblijf. Hij neemt deel aan school, stage, dagbesteding, of activiteiten zoals gepland in samenwerking met [organisatie] , tenzij hierover andere afspraken worden gemaakt.
Voorwaarde 7:
[minderjarige] toont geen fysieke agressie en draagt bij aan een veilige omgeving voor zichzelf en
anderen. Beperkte verbale agressie kan worden geaccepteerd, mits het een functie heeft voor
emotieregulatie en er actief wordt geprobeerd te schakelen.
Voorwaarde 8:
[minderjarige] gebruikt geen alcohol of (hard)drugs.
Voorwaarde 9:
Bij fysiek agressief gedrag beslist [locatie] over eventuele consequenties. In dergelijke
gevallen wordt ook overleg gepleegd met [jeugdzorginstelling] , [organisatie] en het relevante netwerk om een gezamenlijke aanpak te bepalen.
4.6.
De GI concludeert dat [minderjarige] toe is aan een vervolgtraject, gelet op de positieve stappen die hij momenteel maakt. Echter zal afgewacht moeten worden of hij onder de huidige omstandigheden en condities de voorzichtig positieve lijn voorlopig bij [jeugdzorginstelling] en vervolgens bij [locatie] zal weten vast te houden.
4.7.
Hoewel [minderjarige] schriftelijk heeft ingestemd met het naleven van bovengenoemde voorwaarden ontbreekt op dit moment nog een concreet zorgplan, waaruit blijkt of hij ook bekend is gemaakt met de bij [locatie] geldende huisregels en in het bevestigende geval, of hij ook daarmee instemt en hij bereid is om deze consequent op te volgen. De GI zal ervoor zorgen at bedoeld zorgplan alsnog wordt overgelegd.

5.Het standpunt van [minderjarige] en zijn advocaat

5.1.
[minderjarige] , afzonderlijk via een beeldbelverbinding gehoord in aanwezigheid van zijn advocaat en een begeleider, heeft samengevat opgemerkt dat hij nog steeds gemotiveerd is om de overstap van [jeugdzorginstelling] naar [locatie] te maken. Hij heeft intussen meer duidelijkheid gekregen over het te verwachten plaatsingsmoment, dat zal in de week van 13 januari 2025 zijn als hij zich aan de voorwaarden kan houden. Met hem is besproken dat, om daar ook daadwerkelijk te kunnen starten, van hem wordt verwacht dat hij een dagprogramma heeft, dat hij daarvoor motivatie en inzet toont, dat hij de hem geboden hulpverlening accepteert en daaraan meewerkt en dat hij meedoet met de groepsstructuur. Verder dienen gedurende zijn huidige plaatsing bij [jeugdzorginstelling] agressie incidenten geheel achterwege te blijven. Hoewel dit hem aanvankelijk wel wat moeite kostte weet hij zijn boosheid inmiddels goed onder controle te houden. Daarbij speelt een belangrijke rol dat hij nu het vooruitzicht op een vervolgplek heeft en hij dus een concreet doel voor ogen heeft. Hij wil niet het risico lopen dat door boos en agressief gedrag deze vervolgplek op het spel komt te staan. Hij hoopt de overstap naar [locatie] zo spoedig mogelijk te kunnen maken.
5.2.
De advocaat van [minderjarige] heeft aangevoerd dat de overgang van [jeugdzorginstelling] naar [locatie] een moeizaam verlopend proces is gebleken. Een extra complicerende factor daarin vormt de door [locatie] gestelde voorwaarde dat [minderjarige] in de komende weken bij [jeugdzorginstelling] tot aan de overplaatsing geen agressie mag vertonen naar andere personen. Bij haar als raadsvrouw is de indruk ontstaan dat het feit dat [minderjarige] momenteel op zijn tenen loopt nadrukkelijk het gevolg is van die bewuste door [locatie] gestelde voorwaarde. Het betreft hier bovendien een opmerkelijke eis c.q. voorwaarde, nu die aan in vergelijkbare situaties verkerende jongeren niet wordt gesteld. De GI heeft al wat in haar vermogen lag gedaan om hierover met [locatie] tot overleg te komen, echter heeft dit er niet toe geleid dat laatst genoemde haar standpunt heeft gewijzigd of anderszins heeft verduidelijkt. Ofschoon zij van mening is dat aan de wettelijke vereisten voor gesloten jeugdhulp wordt voldaan dient er hoe dan ook voor te worden gezorgd dat wordt voorkomen dat ofwel de overgang van [minderjarige] van [jeugdzorginstelling] naar [locatie] op het spel komt te staan, ofwel dat hij kort na de plaatsing bij [locatie] terug valt in boosheid en agressie naar anderen met alle vervelende gevolgen van dien. Namens [minderjarige] stelt zij zich daarom op het standpunt, daarbij rekening houdend met de te verwachten datum van overplaatsing, dat het nog resterend verzoek voor een machtiging gesloten jeugdhulp wordt toegewezen voor een periode tot en met 19 januari 2025 en dat een machtiging voorwaardelijke gesloten jeugdhulp wordt verleend, met ingang van 13 januari 2025.

6.Het advies van de Raad

6.1.
Namens de Raad is opgemerkt dat [minderjarige] laat blijken dat hij gemotiveerd is om de stap te maken richting een vervolgtraject bij [locatie] . Wel ziet de Raad nog zorgen in het risico op reacties van [minderjarige] op uitdagend gedrag van groepsgenoten, wat maakt dat hij de hoop uitspreekt dat de daadwerkelijke overstap naar [locatie] zo spoedig mogelijk zal kunnen plaats vinden. Daarbij acht hij het tevens in het belang van [minderjarige] dat hij niet alleen over de daaraan verbonden voorwaarden, maar dat hij ook inhoudelijk over het nog over te leggen zorgplan en de binnen [locatie] geldende huisregels wordt geïnformeerd.

7.De beoordeling

7.1.
De kinderrechter stelt in de eerste plaats vast op grond van de inhoud van de verklaring van de gedragswetenschapper dat deze heeft aangegeven in eerste instantie in te kunnen stemmen met gesloten jeugdhulp voor de aangehouden periode van 6 maanden minus 6 weken, dit om toe te kunnen werken naar de mogelijk passende vervolgplek bij [locatie] . Nu er daar zicht op lijkt te zijn wordt tevens ingestemd met het verzoek tot het verlenen van een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor een periode van 6 maanden.
7.2.
Omdat de voogdij over [minderjarige] bij de GI berust, is een ondertoezichtstelling van [minderjarige] niet vereist (artikel 6.1.2, derde lid, onder b, Jeugdwet).
7.3.
Ten aanzien van het verzoek om een resterende deel van het verzoek machtiging gesloten jeugdhulp (zaaknummer: C/02/427545 / JE RK 24-1832) overweegt de kinderrechter als volgt. Op grond van de inhoud van de stukken en de bespreking tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat jeugdhulp op dit moment nog steeds noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw)). Gesloten jeugdhulp is op dit moment nadrukkelijk nog noodzakelijk om [minderjarige] in de gelegenheid te stellen de overstap te maken van [jeugdzorginstelling] naar [locatie] die naar verwachting in de week van 13 januari 2025 zal kunnen plaats vinden en dient daarom tevens nog als bestendiging van de huidige plaatsing bij [jeugdzorginstelling] . Dit brengt mee dat de machtiging gesloten plaatsing zal worden verleent tot en met 19 januari 2025, en het resterende deel zal (wederom) worden aangehouden.
7.4.
Ten aanzien van het verzoek om een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp (zaaknummer: C/02/429384 / JE RK 24/2174) overweegt de kinderrechter als volgt. Op dit moment kan dit verzoek nog niet worden toegewezen omdat [minderjarige] nog verblijft in een gesloten jeugdhulp setting en nog niet duidelijk is of en wanneer [minderjarige] overgeplaatst kan worden naar [locatie] . Het is wel echter de gedeelde uitgangspunt dat de plaatsing bij [locatie] zal plaats vinden met een machtiging voorwaardelijke gesloten jeugdhulp, waarvoor een 9-tal voorwaarden gelden, die aan [minderjarige] bekend zijn gemaakt, waarmee door hem schriftelijk is ingestemd. Dit kan slechts behandeld worden als er duidelijkheid is dat de plaatsing bij [locatie] definitief in de week van 13 januari 2025 kan plaatsvinden. Dit brengt mee dat dit verzoek zal moeten worden aangehouden.
7.5.
Ten overvloede wenst de kinderrechter het volgende te benadrukken. [minderjarige] laat zien erg gemotiveerd te zijn voor het maken van deze overstap. Dit blijkt ook uit de positieve (gedrags)ontwikkeling die bij hem wordt gezien. Daarover heeft [minderjarige] zelf aangegeven dat daarbij een belangrijke rol speelt dat hij een concreet vooruitzicht heeft op een vervolgplek en hij niet het risico wil lopen dat die op het spel komt te staan. Echter is tijdens de mondelinge behandeling ook gebleken dat [minderjarige] op zijn tenen loopt. Dit met name nu het feit dat [locatie] als voorwaarde heeft gesteld dat [minderjarige] geen agressie kan laten zien voor overplaatsing. De kinderrechter wil nadrukkelijk [locatie] in overweging geven om deze eis niet te stellen of in ieder geval wat ruimer te formuleren. Naarmate die situatie langer voortduurt dat [minderjarige] gewenst gedrag laat zien zodat hij zijn plek op [locatie] veilig kan stellen, des te meer de kans bestaat dat hij bij overplaatsing een terugval in boosheid en agressie kan laten zien, waardoor zijn plaatsing bij [locatie] weer in gevaar komt (zie voorwaarde 7 in het kader van het verzoek voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp). De kinderrechter kan zich erin vinden dat de overplaatsing naar [locatie] zo snel mogelijk plaatsvindt, en liefst zonder dat de eis ten aanzien van agressie wordt gesteld.
7.6.
Daarnaast is ook door de GI toegezegd dat in de aanloop aan de voorgezette mondelinge behandeling er alsnog een zorgplan (inclusief de huisregels van [locatie] ) zal worden overgelegd. [minderjarige] zal ook bekend worden gemaakt met deze huisregels en de inhoud van het zorgplan zodat hij ook inhoudelijk kan instemmen voor voorwaarde 1 uit het verzoek tot een voorwaardelijke machtiging gesloten plaatsing.
7.7.
Met inachtneming van het hiervóór overwogene zal de kinderrechter een nadere mondelinge behandeling houden op [datum] 2025 om [uur] , waarvoor [minderjarige] , zijn advocaat, de moeder, de GI en de Raad worden opgeroepen om daarbij - zij het op de hierna in het dictum weergegeven wijze - aanwezig te zijn. De GI wordt verzocht ervoor te zorgen dat uiterlijk op de nieuwe datum van de mondelinge behandeling er een zorgplan zal zijn overgelegd en dat [minderjarige] op de hoogte zal zijn gesteld van de bij [locatie] geldende huisregels.
7.8.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

8.De beslissing

De kinderrechter:
in de zaak met het kenmerk C/02/427545 / JE RK 24-1832
8.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 18 december 2024 tot en met
19 januari 2025;
8.2.
houdt de behandeling van het resterende deel van het verzoek van de GI aan tot de mondelinge behandeling in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, in het gerechtsgebouw aan de Stationslaan 10 te Breda op
woensdag [datum] 2025 om [uur] uur bij mr. Sumner;
in de zaken met de kenmerk C/02/429384 / JE RK 24/2174
8.3.
houdt de behandeling van het verzoek van de GI aan tot de in rechtsoverweging 8.2 genoemde mondelinge behandeling;
8.4.
bepaalt dat deze beschikking tevens geldt als oproep voor deze mondelinge behandeling voor [minderjarige] , zijn advocaat, de moeder, de GI en de Raad;
8.5.
bepaalt dat [minderjarige] en zijn advocaat in de gelegenheid worden gesteld aan de mondelinge behandeling deel te nemen via een beeldbelverbinding en dat zij daartoe van deze rechtbank per email een deelnemerslink zullen ontvangen;
8.6.
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024 door mr. Sumner, kinderrechter, in aanwezigheid van Baremans, als griffier, en op schrift gesteld op 20 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.