ECLI:NL:RBZWB:2024:9309

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
C/02/429601 / JE RK 24-2199 (spoedmachtiging gesloten jeugdhulp)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Sumner
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige met complexe problematiek

Op 18 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven in een zaak betreffende een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], die kampt met complexe trauma- en hechtingsproblematiek. De kinderrechter heeft een spoedmachtiging verleend voor gesloten jeugdhulp, die op 6 december 2024 was aangevraagd, en deze machtiging is verlengd voor een periode van drie maanden. De zaak is ingediend door het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Goirle, vertegenwoordigd door de gemeente Tilburg. De minderjarige, geboren in 2010, heeft een problematische achtergrond en is in een onveilige woonsituatie opgegroeid. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige niet in staat is om risicovolle situaties adequaat in te schatten en dat een verblijf bij zijn vader niet langer mogelijk is vanwege de dreiging die van hem uitgaat. De kinderrechter heeft de noodzaak van gesloten jeugdhulp onderbouwd met de ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van de minderjarige, die zijn ontwikkeling ernstig belemmeren. De kinderrechter heeft de beslissing om de spoedmachtiging te handhaven en een aansluitende machtiging voor drie maanden te verlenen, gemotiveerd door de noodzaak om de minderjarige tegen zichzelf in bescherming te nemen en te werken aan verdere stabilisatie en een passend behandeltraject. De mondelinge behandeling vond plaats met gesloten deuren, waarbij de minderjarige, zijn advocaat, de vader en vertegenwoordigers van de gemeenten aanwezig waren. De moeder was niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummers: C/02/429601 / JE RK 24-2199 (spoedmachtiging gesloten jeugdhulp)
C/02/429604 / JE RK 24-2201 (machtiging gesloten jeugdhulp)
Datum uitspraak: 18 december 2024
Nadere beschikking van de kinderrechter over een (spoed)machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE GOIRLE,
zetelende te Goirle,
hierna te noemen het college,
namens deze ingediend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, zetelende te Tilburg,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] ,
advocaat mr. B.P.J. van Gils te Tilburg.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Dit blijkt uit:
  • de door de kinderrechter mondeling op 6 december 2024 gegeven tussenbeslissing, schriftelijk bevestigd op 9 december 2024 en de daarin genoemde stukken;
  • de op 17 december 2024 ontvangen brief van de GI, met als bijlage een
instemmingsverklaring gedragswetenschapper bij het verzoek spoed machtiging
gesloten jeugdhulp als bedoeld in art. 6.1.3. lid 3 Jeugdwet en bij het verzoek
machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in art. 6.1.2. lid 2 Jeugdwet, gedateerd
16 december 2024.

2.Het (resterend) verzoek

2.1.
Bij voormelde tussenbeschikking is een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 6 december 2024 tot 20 december 2024. De behandeling op het restantverzoek tot het verlenen van een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp voor een periode van twee weken respectievelijk het verlenen van een aansluitende machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van drie maanden is aangehouden tot de mondelinge behandeling, waarvoor het college, [minderjarige] en zijn advocaat en de vader zijn opgeroepen, om nader op het verzoek te worden gehoord. Tevens is bepaald dat de moeder bij separate brief wordt uitgenodigd als informant voor die mondelinge behandeling.
2.2.
[minderjarige] verblijft krachtens de verleende machtiging gesloten jeugdhulp bij [jeugdzorginstelling] te [plaats] .
2.3.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [minderjarige] en zijn advocaat;
  • de vader;
  • twee vertegenwoordigsters van de gemeente Goirle ;
  • een vertegenwoordiger van de gemeente Tilburg
2.4.
Tevens is bijzondere toegang verleend aan mevrouw [naam] , stiefmoeder van de [minderjarige] .
2.5.
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

3.Het standpunt van de verzoeker

3.1.
Ter onderbouwing van het verzoek is door de GI schriftelijk en mondeling aanvullend - samengevat - aangevoerd dat [minderjarige] al vanaf zeer jonge leeftijd trauma’s heeft opgelopen, nadat hij zeer fysiek en emotioneel onveilige woonsituaties heeft gekend bij zijn moeder en zijn oma. [minderjarige] kampt met complexe trauma- en hechtingsproblematiek. Hij laat daarvoor zorg en hulp niet toe en hij brengt zichzelf dagelijks in risicovolle situaties. [minderjarige] functioneert ondanks zijn kalenderleeftijd (14) sociaal-emotioneel ongeveer op het niveau van een 6-jarige.
3.2.
Op dit moment van indiening van het verzoek verbleef [minderjarige] op de crisisgroep van Sterk Huis. Sinds de crisisopname ging het met de dag slechter met [minderjarige] . [minderjarige] hield zich daar niet aan de regels, de begeleiders kregen geen grip op zijn gedrag, en was hij niet te begrenzen. [minderjarige] begon zichzelf ook in risicovolle situaties te brengen en haakte niet aan bij de geboden hulpverlening. Bovendien was hij bedreigend naar andere groepsgenoten en naar de groepsleiding. Dit heeft ertoe geleid dat één van de groepsgenoten niet meer naar de groep kon komen, omdat hij zich in aanwezigheid van [minderjarige] niet langer veilig voelde. Ook gaf de groepsleiding aan de veiligheid van zowel [minderjarige] als van de anderen niet langer te kunnen waarborgen.
3.3.
Uiteindelijk op 4 december 2024 is [minderjarige] teruggekeerd op de groep met een steekwond in zijn been, naar aanleiding van een vechtpartij met een andere jongere op straat. [minderjarige] liet vervolgens medische verzorging niet toe. De medicatie, te weten anti-psychotica, die [minderjarige] voorgeschreven heeft gekregen, werd door hem niet consequent ingenomen. Zijn psychische toestand was zeer zorgelijk. Hij kende momenten waarop hij in zichzelf keerde en hij in zichzelf ging praten, terwijl hij geen contact met anderen wilde. Ook liet hij op andere momenten blijken niets te voelen en alleen maar rust in zijn hoofd te willen.
3.4.
Op 5 december 2024 heeft de gedragswetenschapper van Sterk Huis aangegeven dat [minderjarige] niet langer op de groep kon verblijven omdat Sterk Huis niet langer in staat was de veiligheid van [minderjarige] en zijn omgeving te waarborgen als gevolg van dreigementen die [minderjarige] richting groepsgenoten en -leiding uitte. Een terugkeer naar huis is geen optie, omdat in de thuissituatie een 6-jarig broertje verblijft en de vader en stiefmoeder zijn veiligheid niet in gevaar willen of kunnen brengen. Een terugkeer naar huis zou bovendien de veiligheid van [minderjarige] en de vader in gevaar brengen, rekening houdend met fysiek dreigend en onberekenbaar gedrag dat [minderjarige] naar de vader heeft getoond. De vader geeft aan dat hij inmiddels tegen zijn grenzen aanloopt. Hij en de stiefmoeder vrezen dat in geval van een terugkeer van [minderjarige] naar huis op dit moment dit de situatie alleen maar zal schaden en een herstel op de lange termijn nog moeilijker zal maken. Ook heeft Veilig Thuis het advies gekregen om onder deze omstandigheden [minderjarige] niet in huis te nemen.
3.5.
Gesloten jeugdhulp wordt op dit moment als enige optie gezien, nu [minderjarige] niet in staat blijkt om voor zichzelf de juiste (risico)inschattingen te maken. Hij dient daarom tegen zichzelf in bescherming te worden genomen, opdat hij zichzelf niet meer in gevaarlijke situaties kan brengen. Dit neemt niet weg dat, om de plaatsing in de gesloten accommodatie zo kort mogelijk te laten duren, de GI momenteel actief zoekt naar een geschikte behandelmogelijkheid voor [minderjarige] , waarvoor contact is gelegd met Crossroads. Daarnaast wordt gezocht naar een zorgaanbieder die ondersteuning kan bieden in de thuissituatie bij de vader, waarbij wordt gedacht aan MST. Wel wordt de GI met de situatie geconfronteerd dat er wachtlijsten zijn. De GI handhaaft op grond van het voorgaande haar verzoek tot het verlenen van een reguliere machtiging voor gesloten jeugdhulp voor de duur van drie maanden.

4.Het standpunt van [minderjarige] en zijn advocaat

4.1.
[minderjarige] , afzonderlijk gehoord in aanwezigheid van zijn advocaat, heeft opgemerkt dat het intussen veel beter met hem gaat. Hij denkt dat dit komt omdat hij bij [jeugdzorginstelling] rust, structuur en duidelijkheid heeft. Hij ziet inmiddels wat daarvan de voordelen zijn. Daarom wil hij voorlopig bij [jeugdzorginstelling] geplaatst blijven. Wel verwacht hij dat hij een kortere periode nodig heeft dan is verzocht om verder te stabiliseren, waarbij hij denkt aan maximaal anderhalve maand. Daarna ziet hij mogelijkheden om gedeeltelijk thuis en gedeeltelijk op een groep te verblijven. Dit is in elk geval waar hij naartoe wil gaan werken.
4.2.
De advocaat van [minderjarige] voert aan dat na een periode, waarin het gedrag van [minderjarige] alleen maar verslechterde en hij zichzelf en anderen in risicovolle situaties bracht, er sinds de plaatsing bij [jeugdzorginstelling] een gunstige kentering lijkt te zijn. De kaders en rust die [minderjarige] bij [jeugdzorginstelling] geboden krijgt blijken een positieve uitwerking te hebben op zijn gedrag. Ook neemt [minderjarige] inmiddels de hem voorgeschreven medicatie consequent in. [minderjarige] gaat ervan uit dat, zodra hij in zijn gedrag voldoende is gestabiliseerd, hij gedeeltelijk thuis en gedeeltelijk op een groep zal kunnen verblijven. Dit lijkt hem als zijn raadsman een realistisch scenario, mits [minderjarige] zich aan de geldende regels blijft houden en de gemaakte afspraken door hem daadwerkelijk worden nagekomen. Met deze toelichting stelt hij zich namens [minderjarige] op het standpunt dat de beslissing, waarbij een spoedmachtiging is verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van twee weken, te weten tot 20 december 2024, dient te worden gehandhaafd en dat het verzoek tot het verlenen van een aansluitende machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van drie maanden kan worden toegewezen. Echter met dien verstande dat, zodra blijkt dat er kan worden toegewerkt naar een (gedeeltelijke) terugkeer van [minderjarige] naar huis en/of een groep, er van de machtiging gesloten jeugdhulp niet langer gebruik zal worden gemaakt.

5.Het standpunt van de vader

5.1.
De vader heeft opgemerkt dat hij zich aansluit bij het verzoek van het college en al hetgeen ter onderbouwing daarvan is aangevoerd. Wel benadrukt hij dat de gesloten jeugdhulp dient te worden ingezet vanuit de intentie dat [minderjarige] met de juiste zorg en begeleiding (gedeeltelijk) naar huis kan terugkeren.

6.De beoordeling

C/02/429601 / JE RK 24-2199 (spoedmachtiging gesloten jeugdhulp)
6.1
De kinderrechter stelt in de eerste plaats vast dat, nadat door de gedragswetenschapper in zijn verklaring van 6 december 2024 is ingestemd met gesloten jeugdhulp voor een periode van 4 weken in het kader van de spoedmachtiging, uit de daaropvolgende verklaring van 16 december 2024 blijkt dat tevens wordt ingestemd met het verlenen van een aansluitende machtiging gesloten jeugdhulp voor een periode van drie maanden, bedoeld ter verdere stabilisatie en om te komen tot een passend behandeltraject.
6.2.
Het college, [minderjarige] , zijn advocaat en de vader van [minderjarige] zijn op de onderhavige mondelinge behandeling alsnog gehoord over de door de GI verzochte en door de kinderrechter op 6 december 2024 verleende spoedmachtiging gesloten jeugdhulp, waarbij zij in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunt daarover kenbaar te maken. Naar aanleiding daarvan is naar het oordeel van de kinderrechter niet gebleken dat sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden waardoor de beslissing van 6 december 2024 zou moeten worden herroepen. Deze beslissing zal daarom worden gehandhaafd.
6.3.
Omdat hierna op het reguliere verzoek machtiging gesloten jeugdhulp zal worden beslist, zal de kinderrechter het resterende deel van het spoedverzoek machtiging gesloten jeugdhulp afwijzen.
C/02/429604 / JE RK 24-2201 (machtiging gesloten jeugdhulp)
6.4.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken en er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen.
6.5.
Naar het oordeel van de kinderrechter is voldoende gebleken dat aan de wettelijke eisen voor een machtiging gesloten jeugdhulp wordt voldaan. Daarbij neemt de kinderrechter in aanmerking dat [minderjarige] kampt met complexe trauma- en ook hechtings-problematiek en dat hij sociaal-emotioneel op het niveau van een zesjarige functioneert, waardoor hij niet in staat is om risicovolle situaties adequaat in te schatten. Een verblijf bij de vader thuis was niet langer mogelijk wegens [minderjarige] ’s gedrag en de dreiging die daarvan uit ging voor de overige gezinsleden, waaronder een jonger broertje. [minderjarige] heeft vervolgens kort bij zijn oma verbleven, echter bracht dit ook geen verandering in de situatie. [minderjarige] is vervolgens geplaatst bij Sterk Huis, aanvankelijk bedoeld bij wijze van tussenstap om vervolgens te kunnen werken aan een terugkeer naar huis. Echter was er vervolgens sprake van een neerwaartse spiraal in het gedrag van [minderjarige] . Uiteindelijk ontstond er een situatie, waarin de plaatsing van [minderjarige] op de groep bij Sterk Huis niet meer kon worden gehandhaafd omwille van de veiligheid van hemzelf, zijn groepsgenoten en de groepsleiding. Er werd geen andere optie meer gezien dan over te gaan tot plaatsing in een gesloten accommodatie, te weten [jeugdzorginstelling] te [plaats] .
6.6.
[minderjarige] laat in het gesprek met de kinderrechter op eerlijke en open wijze blijken dat hij weliswaar niet graag in een gesloten instelling verblijft, maar dat hij de hem bij [jeugdzorginstelling] geboden rust, structuur en duidelijkheid wel als helpend ervaart om stabieler te worden in zijn gedrag. Daarvoor verdient [minderjarige] oprecht een compliment. De inhoud van de stukken en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling bevestigt naar het oordeel van de kinderrechter de noodzaak van een voortzetting van de gesloten jeugdhulp, nu die althans op dit moment nog nodig is om [minderjarige] tegen zichzelf in bescherming te nemen en er voor te zorgen dat hij zichzelf niet in gevaarlijke situaties brengt. Dit is van belang om te borgen dat er samen met [minderjarige] kan worden gewerkt aan verdere stabilisatie, dat er daarvoor een passend behandeltraject kan worden ingezet en dat er hulp en ondersteuning in de thuissituatie van de vader wordt geregeld. Dit met als uitgangspunt dat zal worden toegewerkt naar een terugkeer van [minderjarige] naar huis, met de mogelijkheid dat dit voorlopig een gedeeltelijke thuisplaatsing in combinatie met een plaatsing op een groep zal betreffen.
6.7.
Met inachtneming van het vorenstaande zal de kinderrechter een aansluitende machtiging gesloten jeugdhulp verlenen voor de duur van drie maanden. Deze periode geldt nadrukkelijk als een maximum, wat betekent dat indien naar het oordeel van het college er eerder tot een (gedeeltelijke) thuisplaatsing kan worden overgegaan, van de machtiging niet voor de volledige duur gebruik hoeft te worden gemaakt.
6.8.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

De kinderrechter:
in de zaak met het kenmerk C/02/429601 / JE RK 24-2199
7.1.
handhaaft de beslissing van 6 december 2024 en wijst het resterende deel van het spoedverzoek af;
in de zaak met het kenmerk C/02/429604 / JE RK 24-2201
7.2.
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 18 december 2024 tot 18 maart 2025.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024 door mr. Sumner, kinderrechter, in aanwezigheid van Baremans, als griffier, en op schrift gesteld op 20 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.