ECLI:NL:RBZWB:2024:9308

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
C/02/427636 / JE RK 24-1855
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Sumner
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige met complexe zorgbehoeften

Op 18 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2009. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI) en de advocaat van de moeder aanwezig waren. De moeder was, ondanks een behoorlijke oproep, niet verschenen. De GI verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van zes maanden, met als doel de situatie van de minderjarige te stabiliseren en te onderzoeken of de ondertoezichtstelling kan worden beëindigd.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige gediagnosticeerd is met een verstandelijke beperking en andere psychische stoornissen, wat zijn ontwikkeling belemmert. De moeder heeft aangegeven dat zij het moeilijk vindt dat haar kind niet bij haar woont, maar zij werkt mee aan de hulpverlening. De kinderrechter oordeelde dat de wettelijke vereisten voor de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing nog steeds voldaan zijn. Daarom heeft de kinderrechter besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van zes maanden, met de hoop dat deze periode voldoende zal zijn voor de GI om de nodige stappen te zetten voor de toekomst van de minderjarige.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, mr. Sumner, in aanwezigheid van de griffier op 18 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/427636 / JE RK 24-1855
Datum uitspraak: 18 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
STICHTING [jeugdbescherming] UTRECHT, gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. L. Sinoo te Utrecht.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 15 oktober 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • een vertegenwoordigster van de GI;
  • de advocaat van de moeder.
1.3.
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft bij [zorgorganisatie] te [plaats] .
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 8 december 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 22 december 2024.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 8 december 2023 tevens de machtiging verlengd om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 22 december 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.Het standpunt van de verzoeker

4.1.
Ter onderbouwing van het verzoek is door de GI schriftelijk en mondeling aanvullend - samengevat - aangevoerd dat [minderjarige] sinds 6 juni 2024 bij [zorgorganisatie] te [plaats] verblijft. Dit betreft een woonvoorziening voor jeugdigen met een verstandelijke beperking in combinatie met complex gedrag en aanverwante stoornissen. [minderjarige] kan daar tot aan zijn achttiende levensjaar verblijven. De GI vindt de rol en positie van de moeder erg belangrijk. De moeder berokkent haar zoon op geen enkele wijze schade mits er een ondertoezichtstellingskader is, waarbij de plaatsing, het medische beleid en ook de omgangsregeling gemonitord kunnen (blijven) worden. Er worden op dit moment geen mogelijkheden gezien om de plaatsing in een vrijwillig kader voort te zetten, omdat er geen overeenstemming is tussen de moeder en de hulpverlening/[jeugdbescherming] over de plaatsing, de medicatie inname en de bezoekregeling.
4.2.
De GI wil onderzoeken of tot een constructie kan worden gekomen waarin het huidige beleid ten aanzien van [minderjarige] kan worden voortgezet. Dit betekent dat [minderjarige] niet thuis woont, hij medicatie gebruikt en er een vastgestelde omgangsregeling is tussen hem en de moeder en zijn stiefvader en zusjes. Van belang is dat intussen goed kan worden gemonitord of de veiligheid van alle gezinsleden gewaarborgd is zonder het kader van de ondertoezichtstelling. Daarbij speelt een belangrijke rol dat de moeder een diepgeworteld verlangen heeft om haar zoon thuis te hebben en ook haar familie van opvatting is dat een kind bij zijn moeder thuis hoort. De moeder heeft tevens bezwaren tegen de medicatie toediening aan [minderjarige] . Het ondertoezichtstellingskader biedt nu ondersteuning aan [zorgorganisatie] om dit medicatiebeleid zonder directe frictie in de samenwerking met de moeder uit te kunnen voeren.
4.3.
Inmiddels is de GI in gesprek met de gemeente en met [zorgorganisatie] . Dit om de contact- en bezoekregeling te kunnen blijven monitoren en om tevens in gesprek met de moeder, haar familie, de stiefvader en het lokale team te onderzoeken of er mogelijkheden zijn in een vrijwillig kader om de situatie van [minderjarige] en het gezin van de moeder te gaan begeleiden. Het doel van die gesprekken is om te onderzoeken of het mogelijk is en zo ja wat er nodig is om de ondertoezichtstelling te beëindigen. De inschatting van [jeugdbescherming] is dat daartoe een periode van zes maanden voldoende zal zijn. Daarom wordt een verlenging van de ondertoezichtstelling en van de machtiging tot uithuisplaatsing voor deze periode verzocht en handhaaft de GI haar verzoek.

5.Het standpunt van de moeder

5.1.
De advocaat van de moeder heeft naar voren gebracht dat het voor de moeder lastig blijft om te accepteren dat [minderjarige] op dit moment niet bij haar woont. Reacties vanuit haar familienetwerk versterken bij haar dit gevoel, wat bij haar tevens zorgt voor extra stress en spanningen. Afgezien daarvan laat de moeder al langere tijd zien dat zij goed in de samenwerking is met de betrokken hulpverlening. Rekening houdend met het (kunnen) blijven monitoren door de GI van de contact- en bezoekregeling en het onderzoeken van de mogelijkheden om in een vrijwillig kader de situatie van [minderjarige] en het gezin van de moeder te gaan begeleiden en dit van meerdere factoren afhankelijk is, waaronder de beschikbaarheid van de stiefvader die een positieve invloed heeft, ziet de moeder op dit moment de noodzaak van een verlenging van de ondertoezichtstelling en van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de aldus verzochte periode. Met dit verzoek wordt daarom namens de moeder ingestemd.

6.De beoordeling

6.1.
Op grond van artikel 1:260 BW kan de kinderrechter, mits aan de gronden bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar. Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
6.2.
In het licht van het vorenstaande overweegt de kinderrechter als volgt. [minderjarige] is gediagnostiseerd met een verstandelijke beperking, een ongespecificeerde psychotische stoornis en een reactieve hechtingsstoornis. [minderjarige] stagneert in zijn ontwikkeling op cognitief en sociaal-emotioneel vlak. Hij kan gedragsmatig onvoorspelbaar reageren en zijn impulsen opvolgen, wat kan leiden tot risicovolle situaties voor hemzelf en voor anderen. De moeder verdient oprecht een compliment, zij laat blijken dat zij inziet dat [minderjarige] in verband met de hiervóór beschreven problematiek hulpverlening nodig heeft. Bovendien wordt, ondanks dat het voor haar moeilijk is - onder meer wegens andere opvattingen binnen haar familienetwerk - te accepteren dat [minderjarige] niet bij haar woont, door haar meegewerkt aan de hulpverlening die voor [minderjarige] nodig is.
6.3.
Uit de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling blijkt naar het oordeel van de kinderrechter dat aan de wettelijke vereisten voor ondertoezichtstelling op dit moment nog wordt voldaan en dat tevens een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding, onderzoek van zijn geestelijke toestand en onderzoek van zijn lichamelijke toestand. De GI schat in dat zij een periode van 6 maanden nodig zal hebben om te onderzoeken of het mogelijk is en zo ja, wat er nodig is om de ondertoezichtstelling te beëindigen. Daartoe acht zij van belang dat zij de contact- en bezoekregeling kan blijven monitoren en dat daarnaast in gesprek met de moeder, haar familie, de stiefvader en het lokale team wordt onderzocht of er mogelijkheden zijn in een vrijwillig kader om de situatie van [minderjarige] en het gezin van de moeder te gaan begeleiden.
6.4.
Met inachtneming van het vorenstaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengen voor de duur van 6 maanden. Dit vanuit de hoop dat deze periode voor de GI toereikend zal zijn om de doelstellingen die zij voor ogen heeft te realiseren.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 22 december 2024 tot 22 juni 2025;
7.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 22 december 2024 tot 22 juni 2025;
7.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024 door mr Sumner, kinderrechter, in aanwezigheid van Baremans als griffier, en op schrift gesteld op 20 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.