Op 18 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2009. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI) en de advocaat van de moeder aanwezig waren. De moeder was, ondanks een behoorlijke oproep, niet verschenen. De GI verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van zes maanden, met als doel de situatie van de minderjarige te stabiliseren en te onderzoeken of de ondertoezichtstelling kan worden beëindigd.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige gediagnosticeerd is met een verstandelijke beperking en andere psychische stoornissen, wat zijn ontwikkeling belemmert. De moeder heeft aangegeven dat zij het moeilijk vindt dat haar kind niet bij haar woont, maar zij werkt mee aan de hulpverlening. De kinderrechter oordeelde dat de wettelijke vereisten voor de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing nog steeds voldaan zijn. Daarom heeft de kinderrechter besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van zes maanden, met de hoop dat deze periode voldoende zal zijn voor de GI om de nodige stappen te zetten voor de toekomst van de minderjarige.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, mr. Sumner, in aanwezigheid van de griffier op 18 december 2024.