Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op de Houtmarkt in Breda op 12 augustus 2022. Betrokkene, die voor het eerst in Nederland was, stelde niet bekend te zijn met de verkeersregels en de reden van de boete. Hij verzocht om begeleiding bij de afhandeling van de boete. De officier van justitie verklaarde het beroep niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. De kantonrechter oordeelde dat de termijn voor het indienen van beroep bij de officier van justitie, die zes weken bedraagt, op 18 oktober 2022 eindigde. Het beroepschrift was pas op 17 juli 2023 ontvangen, wat te laat was. Betrokkene kon niet aannemelijk maken dat er bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding rechtvaardigden. De kantonrechter stelde vast dat de officier van justitie het beroep terecht niet-ontvankelijk had verklaard. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond, waardoor er geen beoordeling van de boete zelf plaatsvond. De uitspraak werd gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, bijgestaan door griffier L.I.M. Appels.