Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de A85 te Ulvenhout op 24 november 2022. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 21 november 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde heeft het standpunt ingenomen dat de gedraging niet heeft plaatsgevonden, omdat de betrokkene op dat moment in quarantaine zat vanwege COVID-19 en zijn auto in die periode was verkocht.
De officier van justitie, vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze, heeft het verzoek van de betrokkene afgewezen en aangevoerd dat de betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet de bestuurder was ten tijde van de gedraging. De kantonrechter heeft overwogen dat op grond van artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) de boete aan de kentekenhouder kan worden opgelegd als niet kan worden vastgesteld wie de bestuurder was. De betrokkene heeft geen bewijsstukken overgelegd die zijn stelling onderbouwen dat een ander het voertuig bestuurde.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete terecht aan de betrokkene is opgelegd en dat er geen reden is om de boete te matigen. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding is afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.