Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet gebruiken van de rijbaan als (snor)fietser op de Veemarktstraat in Breda op 2 september 2022. Betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep niet-ontvankelijk verklaarde omdat het te laat was ingediend. Betrokkene heeft vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting heeft de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, het verzoek gedaan om het beroep ongegrond te verklaren. Betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was, omdat het verkeersbord niet goed zichtbaar was en dat hij in een drukke periode zat door persoonlijke omstandigheden. De kantonrechter heeft overwogen dat de termijn voor het instellen van beroep bij de officier van justitie op 29 oktober 2022 eindigde, maar dat het beroepschrift pas op 7 november 2022 was ontvangen, wat te laat was.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding konden rechtvaardigen. Daarom heeft de kantonrechter geoordeeld dat de officier van justitie het beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De beslissing van de kantonrechter was dat het beroep ongegrond werd verklaard, waardoor er geen beoordeling van de boete zelf plaatsvond. De uitspraak werd gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, bijgestaan door griffier L.I.M. Appels, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.