Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het parkeren op een parkeergelegenheid op een wijze die niet was aangegeven, op de Donkerstraat te Oosterhout op 2 maart 2023. De betrokkene stelde dat hij in het bezit was van een bewonersvergunning, die hem onbeperkt parkeermogelijkheden bood op vergunninghouders-parkeervakken en betaald-parkeervakken.
De procedure begon toen de betrokkene in beroep ging tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 21 november 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig. De kantonrechter heeft de stukken in het dossier bekeken, waaronder de verklaring van de verbalisant, en kwam tot de conclusie dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden.
De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de vaststelling van de gedraging. De betrokkene had geen specifieke feiten of omstandigheden aangevoerd die aanleiding gaven om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en de boete als terecht opgelegd beschouwd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels.