Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen, zoals aangegeven door bord C12 op de Houtmarkt. De gedraging vond plaats op 9 december 2022 om 12:58 uur. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 21 november 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. B. de Jong, was wel aanwezig. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, vertegenwoordigde de officier van justitie.
De gemachtigde voerde aan dat de gedraging niet had plaatsgevonden en dat de verklaring van de verbalisant onjuist was. Hij stelde dat uit de foto in het dossier niet bleek dat de betrokkene de C12-bebording had gepasseerd. De zittingsvertegenwoordiger daarentegen betoogde dat de gedraging wel degelijk was vastgesteld, onderbouwd door een foto en aanvullende proces-verbalen die bevestigden dat de bebording duidelijk zichtbaar was.
De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de vaststelling van de gedraging. De rechter concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en dat de boete terecht was opgelegd. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, bijgestaan door griffier L.I.M. Appels.