ECLI:NL:RBZWB:2024:9283

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
10835917 - MB VERZ 23-680
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens onterecht opgelegde sanctie voor parkeren zonder vergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders zonder de vereiste vergunning. Betrokkene, een B.V., heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 21 november 2024 was de gemachtigde van betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig.

Betrokkene heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat de gedraging niet heeft plaatsgevonden, omdat hij een geldige parkeervergunning had voor het betreffende gebied. Hij heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder een acceptgiro voor de Bewoner Basisvergunning Huishouden (BVHH) voor vergunningsgebied 1304. De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren, stellende dat betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij ten tijde van de gedraging een vergunning had, maar dat deze niet zichtbaar was achter de vooruit van het voertuig.

De kantonrechter heeft overwogen dat niet is komen vast te staan dat de gedraging heeft plaatsgevonden. De rechter heeft geoordeeld dat betrokkene voldoende bewijs heeft geleverd van het bezit van een geldige parkeervergunning op de datum van de vermeende overtreding. Daarom is de boete ten onrechte opgelegd. De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en bepaald dat het bedrag van € 109,- dat betrokkene als zekerheid heeft betaald, door de officier van justitie moet worden terugbetaald. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10835917 \ MB VERZ 23-680
CJIB-nummer : 3062 5422 5073 1569
uitspraakdatum : 21 november 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] B.V.
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 november 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: parkeren op een parkeerplaats vergunninghouders (bord E9) zonder vergunning voor dat voertuig op de Markendaalseweg te Breda op 28 juni 2022 om 20:54 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene stelt dat hij een voor dat gebied geldige parkeervergunning heeft. Betrokkene voert hiervoor bewijsmiddelen in de vorm van een acceptgiro voor de Bewoner Basisvergunning Huishouden (BVHH voor vergunningsgebied 1304).
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene heeft middels bewijsstukken voldoende aannemelijk gemaakt dat hij ten tijde van de gedraging een vergunning had. Deze lag echter niet zichtbaar achter de vooruit. Hierdoor had de verbalisant een andere feitcode moeten gebruiken. Nu het onduidelijk was waarvoor een sanctie had moeten worden opgelegd heeft de zittingsvertegenwoordiger verzocht de betrokkene het voordeel van de twijfel te geven.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Daarbij is van belang dat betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij op de pleegdatum een geldige parkeervergunning had. Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd. Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: