Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden op het trottoir op de Visserstraat in Breda op 17 oktober 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 21 november 2024 heeft de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, namens de officier van justitie de zaak toegelicht. Betrokkene heeft aangevoerd dat de boete niet redelijk was, gezien de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Hij stelde dat er na de ontvangst van de boete gele omleidingsborden waren geplaatst die het hem mogelijk maakten om de Tolbrugstraat in te rijden, wat niet eerder het geval was. Betrokkene heeft foto’s van de situatie getoond ter ondersteuning van zijn standpunt.
De kantonrechter heeft overwogen dat niet is komen vast te staan dat de gedraging daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, omdat niet kon worden aangetoond dat er op de pleegdatum een verkeersbord aanwezig was dat het rijden op het trottoir verbood. Hierdoor concludeerde de kantonrechter dat de boete ten onrechte was opgelegd. Het beroep werd gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie en de beschikking tot boete werden vernietigd, en de officier van justitie werd opgedragen het betaalde bedrag van € 159,- aan betrokkene terug te betalen.