ECLI:NL:RBZWB:2024:9282

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
11115870 - MB VERZ 24-652
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens onduidelijke verkeerssituatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden op het trottoir op de Visserstraat in Breda op 17 oktober 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 21 november 2024 heeft de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, namens de officier van justitie de zaak toegelicht. Betrokkene heeft aangevoerd dat de boete niet redelijk was, gezien de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Hij stelde dat er na de ontvangst van de boete gele omleidingsborden waren geplaatst die het hem mogelijk maakten om de Tolbrugstraat in te rijden, wat niet eerder het geval was. Betrokkene heeft foto’s van de situatie getoond ter ondersteuning van zijn standpunt.

De kantonrechter heeft overwogen dat niet is komen vast te staan dat de gedraging daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, omdat niet kon worden aangetoond dat er op de pleegdatum een verkeersbord aanwezig was dat het rijden op het trottoir verbood. Hierdoor concludeerde de kantonrechter dat de boete ten onrechte was opgelegd. Het beroep werd gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie en de beschikking tot boete werden vernietigd, en de officier van justitie werd opgedragen het betaalde bedrag van € 159,- aan betrokkene terug te betalen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 11115870 \ MB VERZ 24-652
CJIB-nummer : 6062 5422 5339 0679
uitspraakdatum : 21 november 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 november 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken) op de Visserstraat [huisnummer] te Breda op 17 oktober 2022 om 14:30 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. De officier van justitie is niet ingegaan op het feit dat betrokkene niet naar rechts en niet naar links de Tolbrugstraat in mocht. Nadat betrokkene de initiële beschikking heeft ontvangen zijn er gele omleidingsborden, met daarop beschreven dat een automobilist wel de Tolburgstraat in mocht rijden, geplaatst door de Gemeente Breda. Ter zitting heeft betrokkene foto’s laten zien van de situatie ten tijde van de gedraging en de huidige situatie.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Naar aanleiding van de foto’s van betrokkene is niet aan te tonen dat het betreffende verkeersbord daadwerkelijk aanwezig was op de pleegdatum. De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht de betrokkene het voordeel van de twijfel te geven.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Daarbij is van belang dat niet kan worden aangetoond dat er op de pleegdatum een bord aanwezig was. Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 159,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: