Op 23 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een verzoekschrift op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoekster, een B.V., had op 26 juli 2024 een verzoekschrift ingediend bij de griffie, waarin zij een schadevergoeding van € 34.800,12 vroeg voor kosten van rechtsbijstand ten laste van de Staat. Tijdens de zitting op 9 december 2024 zijn de officier van justitie, mr. C.P.G. Tax, en de gemachtigde van verzoekster gehoord. De officier van justitie stelde dat het verzoek tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat er geen sprake zou zijn van een 'zaak' in strafrechtelijke zin.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het feit dat verzoekster door het Waterschap Scheldestromen is gehoord, niet voldoende is om te concluderen dat er een handeling heeft plaatsgevonden die de verwachting rechtvaardigt dat er een vervolging door het Openbaar Ministerie zou volgen. Er heeft geen contact plaatsgevonden tussen het Openbaar Ministerie en de verzoekster of haar advocaten, waardoor er geen sprake is van een 'zaak' zoals bedoeld in artikel 530 Sv. Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank besloten dat verzoekster niet in haar verzoek kan worden ontvangen.
De rechtbank heeft het verzoek van verzoekster afgewezen en verklaart haar niet ontvankelijk in het verzoek. Deze beslissing is genomen door mr. J.P.M. Hopmans en is op de openbare zitting van 23 december 2024 uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door verzoekster hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.