ECLI:NL:RBZWB:2024:9272

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
RK 24-018957 en 24018958
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vergoeding van schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis

Op 23 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker een verzoekschrift had ingediend op grond van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoeker had op 29 juli 2024 twee verzoeken ingediend tot toekenning van vergoedingen ten laste van de Staat, respectievelijk voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en als forfaitaire vergoeding voor het opstellen van het verzoekschrift. Tijdens de behandeling op 9 december 2024 waren de officier van justitie, mr. C.P.G. Tax, en mr. R.S. Vriend, waarnemend advocaat van verzoeker, aanwezig. Verzoeker zelf was niet verschenen, en zijn advocaat meldde dat de handtekening van verzoeker ontbrak op het verzoekschrift. De officier van justitie stelde dat verzoeker niet ontvankelijk was in zijn verzoek.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer : 02-003519-23
raadkamernummers : 24-018957 en 24018958
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op de verzoeken op grond van artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren op [datum] 1969 te [plaats],
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. N. Wouters advocaat te Middelburg, (Lange Noordstraat 29, 4331 CB Middelburg),
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het op 29 juli 2024 bij de griffie ingediende verzoek dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering(Sv) ten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 260,00, € 260,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en/of voorlopige hechtenis;
 het op 29 juli 2024 bij de griffie ingediende verzoek dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 340,00 € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • het vonnis van de meervoudige strafkamer van 3 mei 2024 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
  • de overige stukken in het raadkamerdossier.
Het verzoek is behandeld op 9 december 2024. Hierbij zijn de officier van justitie mr. C.P.G. Tax en mr. R.S. Vriend als waarnemend advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
De advocaat van verzoeker heeft aangevoerd dat de handtekening van verzoeker ontbreekt op het verzoekschrift en daarom is getracht contact te krijgen met verzoeker maar dat is niet gelukt.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verzoeker niet ontvankelijk is in zijn verzoek.

2.De beoordeling

De verzoekschriften zijn tijdig ingediend, maar niet door verzoeker ondertekend.
De zaak is geëindigd zonder straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoeker niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek, nu hij het verzoekschrift niet heeft ondertekend.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het verzoek is niet door de verzoeker zelf ondertekend. In verzoeken zoals deze, moet de gewezen verdachte het verzoek zelf ondertekenen en mag het indienen van een verzoek niet overgelaten worden aan een gemachtigde (advocaat). Nu de verzoeker niet duidelijk heeft laten weten achter het gevraagde schadebedrag en – volledige – verzoek te staan, zal de verzoeker niet-ontvankelijk worden verklaard in het verzoek.

3.De beslissing

De rechtbank:
verklaart verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoekschriften.
Deze beslissing is op 23 december 2024 gegeven door mr. J.P.M. Hopmans, rechter, in tegenwoordigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 december 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.