Op 23 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker een verzoekschrift had ingediend op grond van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoeker had op 29 juli 2024 twee verzoeken ingediend tot toekenning van vergoedingen ten laste van de Staat, respectievelijk voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en als forfaitaire vergoeding voor het opstellen van het verzoekschrift. Tijdens de behandeling op 9 december 2024 waren de officier van justitie, mr. C.P.G. Tax, en mr. R.S. Vriend, waarnemend advocaat van verzoeker, aanwezig. Verzoeker zelf was niet verschenen, en zijn advocaat meldde dat de handtekening van verzoeker ontbrak op het verzoekschrift. De officier van justitie stelde dat verzoeker niet ontvankelijk was in zijn verzoek.