ECLI:NL:RBZWB:2024:9271

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
RK 24-024819
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslaglegging op een hond in het kader van een strafrechtelijk onderzoek

Op 23 december 2024 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J. Biemond, had verzocht om opheffing van het beslag dat was gelegd op zijn hond, een Amerikaanse Bulldog, die op 14 september 2024 in beslag was genomen. De klager stelde dat het dossier summier was en dat hij zich niet schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit. Hij voerde aan dat het beslag onevenredig was en deed een beroep op de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, waarbij hij diverse maatregelen voorstelde om de gezondheid van de hond te waarborgen.

De officier van justitie, mr. C.P.G. Tax, stelde dat het beslag moest blijven, omdat er een redelijke verdenking bestond dat de klager zich schuldig had gemaakt aan overtreding van de Wet Dieren. De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift ontvankelijk was en dat het onderzoek in raadkamer summier van aard was. De rechtbank overwoog dat het beslag op de hond gehandhaafd moest blijven, omdat er een strafvorderlijk belang was en het niet onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van de hond zou bevelen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond, omdat de inbeslagname proportioneel en subsidiair was, gezien de verdenking van overtreding van de Wet Dieren. De beslissing werd genomen door mr. J.P.M. Hopmans en is op dezelfde dag openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
raadkamernummer : 24-024819
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager],
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. J. Biemond, advocaat te 's-Gravenhage (Joseph Ledelstraat 116, 2518 KM 's-Gravenhage),
hierna te noemen: de klager, tevens beslagene.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ingediend op 7 oktober 2024 ter griffie van deze rechtbank;
  • de kennisgeving van inbeslagneming op grond van artikel 94, waaruit blijkt dat op 14 september 2024 onder klager in beslag is genomen: een hond, ras: Amerikaanse Bulldog, genaamd [hond] (verder te noemen de hond);
  • de reactie van de officier van justitie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Op 23 december 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. C.P.G. Tax, klager en mr. J. Biemond advocaat van klager gehoord.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat het dossier uitermate summier is. Klager heeft zich niet schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, noch eerder aan een soortgelijk strafbaar feit. Klager wordt met het beslag onevenredig in zijn belang getroffen. Klager doet een beroep op de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit en verzoekt de rechtbank te onderzoeken of er met lichtere middelen kan worden volstaan. Klager voert daarbij diverse maatregelen aan die hij gaat nemen om de gezondheid van de hond te waarborgen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij persisteert bij de schriftelijke reactie van het openbaar ministerie. Gezien de verklaringen van de dierenarts acht de officier van justitie het waarschijnlijk dat de strafrechter later oordelend de verbeurdverklaring van de hond zal bevelen.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in zijn beklag.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevraagd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, moet de rechter, bij een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard.
Het beslag op de voorwerpen blijft gehandhaafd als er een strafvorderlijk belang is op grond van artikel 94 Sv. Dat is het geval wanneer:
- de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen en/of
- het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voorwerp zal bevelen en/of
- het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de stukken in het huidige dossier naar voren komt dat er een redelijke verdenking bestaat dat verzoeker zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van de Wet Dieren. Gezien de omstandigheden waaronder de hond is aangetroffen en de door de dierenarts geconstateerde zorgelijke medische situatie van de hond acht de rechtbank het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter later oordelend de hond verbeurd zal verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslagname proportioneel en subsidiair is. Immers verzoeker wordt verdacht van overtreding van de Wet Dieren met betrekking tot deze hond.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift tegen het beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 23 december 2024 genomen door mr. J.P.M. Hopmans rechter, in tegenwoordigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 23 december 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).