ECLI:NL:RBZWB:2024:9269

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
RK 23-031993 en 23-031992
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om schadevergoeding na vrijspraak in verkeerszaak

Op 23 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en artikel 164, negende lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De verzoeker, die op 21 december 2023 een verzoek indiende tot toekenning van schadevergoeding voor kosten die hij heeft gemaakt na een vrijspraak, is niet verschenen bij de behandeling van het verzoek op 9 december 2024. De advocaat van verzoeker, mr. L.C. Cox, voerde aan dat de verzoeker kosten heeft moeten maken die niet aan hem te wijten zijn, en dat de gevraagde kosten voor rechtsbijstand gerechtvaardigd zijn, ondanks dat het dossier niet omvangrijk was. De officier van justitie, mr. C.P.G. Tax, stelde echter dat de gevraagde kosten bovenmatig zijn en gematigd dienen te worden.

De rechtbank oordeelde dat de verzoeken tot toekenning van een schadevergoeding moeten worden afgewezen. Dit besluit is genomen op basis van de overweging dat de verzoeker vrijgesproken is vanwege een onherstelbaar vormverzuim dat tot bewijsuitsluiting heeft geleid. De rechtbank concludeerde dat er geen gronden van billijkheid aanwezig zijn voor het toekennen van een vergoeding, ondanks de erkenning van de verzoeker dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan overschrijding van de toegestane snelheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de apparatuur waarmee de snelheid is gemeten niet door een gecertificeerd persoon is bediend, wat bijdroeg aan de vrijspraak.

De beslissing om de verzoeken tot schadevergoeding af te wijzen is op 23 december 2024 genomen door rechter mr. J.P.M. Hopmans, in tegenwoordigheid van griffier I.L. Bruijnooge. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer : 96-125549-21
raadkamernummers : 23-031993 en 23-031992
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op de verzoeken op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en artikel 164, negende lid, van de Wegenverkeerswet 1994 van:
[verzoeker],
geboren op [datum] 1983 te [plaats],
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. L.C. Cox advocaat te Amersfoort, (Utrechtseweg 109, 3818 EC Amersfoort),
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het op 21 december 2023 bij de griffie ingediende verzoek dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 164 lid 9 WVW94 en 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van: € 190,00, voor schade wegens de invordering van het rijbewijs (art. 164 lid 9 WVW94);
 het op 21 december 2023 bij de griffie ingediende verzoek dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 4.304,58, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 150,78, voor vergoeding van reiskosten;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de aantekening van het mondelinge vonnis van de kantonrechter van 22 september 2023 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
  • de overige stukken in het raadkamerdossier.
Het verzoek is behandeld op 9 december 2024. Hierbij zijn de officier van justitie mr. C.P.G. Tax en mr. L.C. Cox als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
De advocaat van verzoeker heeft aangevoerd dat verzoeker is vrijgesproken en dat hij kosten heeft moeten maken welke niet aan hem te wijten zijn. De gevraagde kosten voor rechtsbijstand zijn gemaakt omdat er juridisch onderzoek gedaan moest worden, dat het geen omvangrijk dossier betreft doet daar niets aan af.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij blijft bij hetgeen in de conclusie van het openbaar ministerie is aangevoerd. De gevraagde kosten van rechtsbijstand zijn bovenmatig en dienen te worden gematigd.

2.De beoordeling

De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen omdat de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd.
Op grond van artikel 533 Sv kan aan een gewezen verdachte een vergoeding van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden worden toegekend. Voorwaarde hierbij is dat de zaak van de gewezen verdachte is geseponeerd of dat die verdachte niet is veroordeeld.
Op grond van artikel 530 Sv wordt aan een gewezen verdachte een vergoeding toegekend van de reis- en verblijfskosten die voor het onderzoek en de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Er kan ook een vergoeding worden toegekend voor de schade die hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden. Tot slot kan ook een vergoeding voor de kosten van een raadsman worden toegekend, tenzij de raadsman was toegevoegd.
Artikel 534 lid 1 Sv bepaalt dat de toekenning van een schadevergoeding steeds plaatsheeft, als en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter gronden van billijkheid aanwezig zijn. Bij deze beoordeling worden alle omstandigheden in aanmerking genomen.
Verzoeker is vrijgesproken omdat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim welke tot bewijsuitsluiting heeft geleid. Verzoeker heeft erkend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan overschrijding van de toegestane snelheid. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat de bedienaar van de apparatuur waarmee de overschrijding van de snelheid van verzoeker is gemeten niet gecertificeerd was. De rechtbank is van oordeel dat gezien deze omstandigheden de gronden van billijkheid voor toekenning van een vergoeding ontbreken.
De verzoeken tot toekennen van een vergoeding zullen worden afgewezen. De rechtbank wijst om die reden ook het verzoek tot het toekennen van een forfaitaire vergoeding voor het indienen van de verzoeken en de behandeling in raadkamer af.

3.De beslissing

De rechtbank wijst de verzoeken tot toekenning van een vergoeding af.
Deze beslissing is op 23 december 2024 genomen door mr. J.P.M. Hopmans rechter, in tegenwoordigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 23 december 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.