Op 23 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een verzoekschrift op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoek was ingediend op 10 juli 2024 en betrof de toekenning van een schadevergoeding ten laste van de Staat. De verzoeker, die in de raadkamer werd gehoord, vroeg om een vergoeding van € 720,00 voor inkomstenderving en € 680,00 voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De officier van justitie, mr. C.P.G. Tax, steunde het verzoek en stelde dat het volledig toegewezen kon worden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak zonder oplegging van straf of maatregel is geëindigd en dat zij bevoegd is om het verzoek te behandelen. Op basis van artikel 530 Sv kan een gewezen verdachte een vergoeding krijgen voor gemaakte reis- en verblijfskosten, alsook voor schade door tijdverzuim. De rechtbank heeft de omstandigheden van de zaak in overweging genomen en geoordeeld dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn om het verzoek tot schadevergoeding toe te kennen.
De rechtbank heeft het verzoek toegewezen en een totaalbedrag van € 1.400,00 vastgesteld, bestaande uit € 720,00 voor inkomstenderving en € 680,00 voor de kosten van de indiening en behandeling van het verzoekschrift. Dit bedrag zal worden overgemaakt op de rekening van de verzoeker. De beslissing is genomen door mr. J.P.M. Hopmans en is op 23 december 2024 openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.