Op 23 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een verzoekschrift op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoek was ingediend door een gewezen verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. N.A. Koole, en betrof de toekenning van een schadevergoeding ten laste van de Staat. De verzoeker had op 21 februari 2024 een verzoekschrift ingediend bij de griffie, waarin hij verzocht om een vergoeding van € 2.988,70 voor kosten van rechtsbijstand en € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De officier van justitie, mr. C.P.G. Tax, heeft tijdens de zitting op 9 december 2024 aangegeven dat het verzoek kan worden toegewezen, en de advocaat van de verzoeker was niet ter zitting aanwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en dat de rechtbank bevoegd is om het verzoek in behandeling te nemen. Op basis van artikel 530 Sv kan aan een gewezen verdachte een vergoeding worden toegekend voor reis- en verblijfskosten, schade door tijdverzuim en kosten van een raadsman, tenzij deze was toegevoegd. De rechtbank heeft de onderbouwing van de kosten van rechtsbijstand als voldoende beoordeeld en heeft het verzochte bedrag van € 2.988,70 toegewezen. Daarnaast is het forfaitaire bedrag van € 340,00 voor de indiening van het verzoekschrift toegewezen.
De rechtbank heeft in totaal een bedrag van € 3.328,70 toegewezen aan de verzoeker, dat zal worden overgemaakt op naam van Stichting Beheer Derdengelden DKW advocaten te Zierikzee. De beslissing is genomen door mr. J.P.M. Hopmans, in tegenwoordigheid van griffier I.L. Bruijnooge, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.