In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 december 2024 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor een minderjarige, geboren in 2008, in een pleegzorgvoorziening. De zaak betreft een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, die als gecertificeerde instelling (GI) optreedt. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar zijn niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling. De kinderrechter heeft de minderjarige in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord, maar zij heeft hiervan geen gebruik gemaakt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er veel onrust en instabiliteit in het leven van de minderjarige is geweest, met meerdere wisselingen van verblijfplaats. De minderjarige verblijft momenteel bij haar vader en stiefmoeder, maar deze situatie is niet duurzaam. De GI heeft een passend pleeggezin gevonden waar de minderjarige en haar dochtertje al verblijven met instemming van de ouders. De kinderrechter oordeelt dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige en dat de plaatsing in het pleeggezin een goede kans biedt voor haar toekomst. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de plaatsing onmiddellijk kan ingaan, ook in het geval van hoger beroep.