In deze zaak heeft de kinderrechter op 16 december 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren. De kinderrechter heeft de relevante stukken, waaronder het verzoekschrift van de GI en e-mailberichten van de moeder, in overweging genomen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige] op 11 oktober 2022 is ingegaan en sindsdien meerdere keren is verlengd. De GI heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden, omdat [minderjarige] kwetsbaar is en hulp nodig heeft. De moeder heeft ingestemd met het verzoek en heeft aangegeven dat het goed gaat met [minderjarige]. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] nog niet is weggenomen en dat het noodzakelijk is om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de maatregelen onmiddellijk kunnen worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep. De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn verlengd met ingang van 5 januari 2025 tot 5 juli 2025.