ECLI:NL:RBZWB:2024:9251

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 december 2024
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
C/02/428838 / JE RK 24-2093
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van de Merbel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 16 december 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren. De kinderrechter heeft de relevante stukken, waaronder het verzoekschrift van de GI en e-mailberichten van de moeder, in overweging genomen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige] op 11 oktober 2022 is ingegaan en sindsdien meerdere keren is verlengd. De GI heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden, omdat [minderjarige] kwetsbaar is en hulp nodig heeft. De moeder heeft ingestemd met het verzoek en heeft aangegeven dat het goed gaat met [minderjarige]. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] nog niet is weggenomen en dat het noodzakelijk is om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de maatregelen onmiddellijk kunnen worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep. De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn verlengd met ingang van 5 januari 2025 tot 5 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/428838 / JE RK 24-2093
Datum uitspraak: 16 december 2024
Beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de GI.
betreffende de minderjarige
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2010 te [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift van de GI van 15 november 2024 met bijlagen, ontvangen op 18 november 2024;
- de e-mailberichten van de moeder van 23 november 2024 en 24 november 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 16 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
[minderjarige] is in de gelegenheid gesteld om met de kinderrechter over het verzoek van de GI te praten tijdens een kindgesprek op 16 december 2024. Zij heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2.
Bij beschikking van 11 oktober 2022 is [minderjarige] op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming met spoed voorlopig onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 11 oktober 2022 en tot 25 oktober 2022, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.
2.3.
Bij beschikking van 24 oktober 2022 is de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 25 oktober 2022 en tot 11 januari 2023.
2.4.
Bij beschikking van 5 januari 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 5 januari 2023 en tot 5 januari 2024.
2.5.
Bij beschikking van 11 juli 2023 is een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de tante (mz) en aansluitend in een gezinsgerichte voorziening verleend met ingang van 11 juli 2023 en tot 25 juli 2023, onder aanhouding van het resterende deel.
2.6.
Bij beschikking van 19 juli 2023 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de tante (mz) en aansluitend in een gezinsgerichte voorziening verlengd met ingang van 25 juli 2023 en tot 5 januari 2024.
2.7.
Bij beschikking van 21 december 2023 zijn de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd voor de duur van een jaar, met ingang van 5 januari 2024 en tot 5 januari 2025.
2.8.
Op basis van de voornoemde machtiging verblijft [minderjarige] thans bij [het kindcentrum].

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van zes maanden.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek en verwijst voor de onderbouwing daarvan naar het verzoekschrift. [minderjarige] is een kwetsbaar meisje. Zij is erg gesloten en wil niet praten over haar gevoelens. De GI maakt zich hier zorgen over. [minderjarige] staat niet open voor hulp en wil met niemand praten over wat zij heeft meegemaakt. [minderjarige] ontwikkelt zich goed bij [het kindcentrum]. Sinds oktober 2024 is het contact tussen [minderjarige] en de moeder onbegeleid en mag [minderjarige] van zaterdag op zondag bij de moeder logeren. Ook dit verloopt goed. [minderjarige] vindt dit fijn en zo ziet zij regelmatig haar zussen bij de moeder thuis. De GI licht toe dat [minderjarige] vandaag niet bij het kindgesprek is verschenen omdat zij naar eigen zeggen alles al had besproken met de jeugdbeschermer en met haar moeder. [minderjarige] is het eens met het verzoek en wil nadenken over passende hulpverlening voor haar. De GI wil samen met [minderjarige] gaan onderzoeken wat haar zou helpen om te leren praten over haar gevoelens en gedachtes, zodat zij ook leert om andere mensen te vertrouwen. Verder geeft de GI aan dat de samenwerking met de moeder goed verloopt. De moeder staat momenteel open voor hulpverlening en zij werkt aan haar herstel. Een verlenging van de ondertoezichtstelling en een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing is volgens de GI echter nog noodzakelijk. De komende maanden wil de GI de contactmomenten tussen de moeder en [minderjarige] blijven monitoren en het perspectief van [minderjarige] gaan bepalen. Het is belangrijk dat er duidelijkheid komt voor [minderjarige] waar zij mag opgroeien. Het is de wens van [minderjarige] om volledig terug bij de moeder te gaan wonen. Over twee dagen staat er hierover een groot overleg met alle belanghebbenden gepland.
4.2.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de moeder aangegeven dat zij instemt met het verzoek. Met [minderjarige] gaat het goed. Zij zit goed in haar vel en ook haar schoolgang verloopt goed. De moeder vindt [het kindcentrum] voor nu een geschikte plek voor [minderjarige]. De moeder licht toe dat het in het verleden erg onstuimig is geweest. Er was veel gaande met haarzelf maar ook met haar andere kinderen. Inmiddels gaat het met de moeder een stuk beter en is er een periode van rust. Verder geeft de moeder aan dat zij nog steeds hulp vanuit de GGZ ontvangt. Dat is erg helpend voor haar. Zij kan nu beter voor zichzelf opkomen en kan zichzelf goed begrenzen. De moeder ziet [minderjarige] in de weekenden. Het contact en de momenten met zijn tweeën vindt de moeder erg fijn. Het liefst zou de moeder willen dat [minderjarige] volledig thuis komt wonen. Die wens heeft [minderjarige] zelf ook maar de moeder ziet in dat dit momenteel nog niet gaat lukken. De moeder werkt nog aan haar herstel en dit vraagt veel van haar. De moeder is het dan ook eens met de verlenging van de maatregelen en zou graag zien dat [minderjarige] steeds vaker naar huis kan, maar wel nog met de steun van [het kindcentrum]. De moeder hoopt dat [minderjarige] de hulpverlening zal aanvaarden zodat zij sterker in de maatschappij komt te staan en weerbaarder wordt. Dit zal helpend zijn voor haar, ook voor in de toekomst.

5.De beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Inhoudelijke beoordeling
5.3.
Op basis van de inhoud van de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling, is de kinderrechter van oordeel dat het – onweersproken - verzoek van de GI moet worden toegewezen. Dat betekent dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder worden verlengd voor de verzochte duur van zes maanden, met ingang van 5 januari 2025 en tot 5 juli 2025. De kinderrechter legt hieronder uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.4.
De kinderrechter wil allereerst opmerken dat er veel positieve stappen zijn gezet. De moeder werkt mee aan de ingezette hulpverlening en werkt aan haar herstel. Ook is er sprake van een goede samenwerkingsrelatie tussen de moeder en de GI. De kinderrechter wil de moeder hiervoor complimenteren.
5.5.
De kinderrechter is van oordeel dat de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] nog niet is weggenomen. Er zijn nog steeds zorgen. [minderjarige] is een kwetsbaar meisje dat veel heeft meegemaakt. Zij is erg gesloten en wil niet over haar gevoelens en gedachtes praten. Dat is een zorg en dat maakt het ook lastig om passende hulpverlening voor haar in te zetten omdat [minderjarige] die hulpverlening afhoudt. Verder kampt de moeder met psychische problemen en zij heeft bij tijd en wijle veel zorgen over haar andere kinderen waardoor zij regelmatig onvoldoende (emotioneel) beschikbaar is voor [minderjarige]. Ook nu zijn er nog zorgen over de psychische problematiek van de moeder en haar draaglast en of de moeder in staat is om [minderjarige] te bieden wat zij nodig heeft, namelijk een veilige, voorspelbare en stabiele opvoedomgeving. Het is van belang dat de komende periode verder zicht komt op de thuissituatie van de moeder. Ook moeten de contactmomenten tussen de moeder en [minderjarige] door de GI geëvalueerd en vervolgens gemonitord blijven worden en is het van belang dat er passende individuele hulpverlening voor [minderjarige] wordt ingezet. Tot slot moet de komende periode het perspectief van [minderjarige] worden bepaald. Het is belangrijk dat er duidelijkheid komt voor [minderjarige] waar zij mag opgroeien.
5.6.
Gezien de hiervoor beschreven zorgen komt de kinderrechter tot de conclusie dat de doelen van de ondertoezichtstelling nog niet zijn behaald. Ondanks dat er positieve stappen zijn gezet in de samenwerking, is de kinderrechter, tezamen met de belanghebbenden, van oordeel dat het op dit moment nog te pril is om de hulpverlening voort te zetten in het vrijwillig kader. Het is noodzakelijk dat er ook in de komende periode hulp en regie in een gedwongen kader wordt ingezet. Het is belangrijk dat de GI betrokken blijft en kan meedenken over bepaalde keuzes die in het belang van [minderjarige] moeten worden gemaakt. Daarbij verwacht de kinderrechter dat de GI stevig regie blijft voeren en de belangen van [minderjarige] blijft bewaken.
5.7.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat het verblijf van [minderjarige] bij [het kindcentrum] moet worden gecontinueerd. De moeder en [minderjarige] zijn het hiermee eens. Op dit moment is de moeder nog niet voldoende beschikbaar voor [minderjarige] en is er onvoldoende zicht op de situatie bij de moeder thuis. De kinderrechter vindt het van belang dat de huidige plaatsing van [minderjarige] bij [het kindcentrum] gecontinueerd blijft totdat het perspectief van [minderjarige] is bepaald.
5.8.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5.9.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van zes maanden, met ingang van 5 januari 2025 en tot 5 juli 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van zes maanden, met ingang van 5 januari 2025 en tot 5 juli 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2024 door mr. Van de Merbel, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Verplanke als griffier, en op schrift gesteld op 19 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.