ECLI:NL:RBZWB:2024:9248

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
11064560 CV EXPL 24-1376
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Swaanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en schadevergoeding in vervoersovereenkomst onder CMR en AVC

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is een geschil ontstaan tussen [opdrachtnemer] B.V. en [opdrachtgever] B.V. over de betaling van openstaande facturen in het kader van een vervoersovereenkomst. De partijen hebben een overeenkomst gesloten waarbij [opdrachtnemer] goederen heeft vervoerd voor [opdrachtgever]. De Algemene Vervoerscondities 2002 (AVC) zijn van toepassing op deze overeenkomst. [opdrachtnemer] heeft verschillende facturen gestuurd, maar [opdrachtgever] heeft deze niet betaald. Na een aanmaning heeft [opdrachtgever] zijn ontevredenheid over de samenwerking geuit, met als argument dat er meerdere vermissingen van zendingen waren.

In de procedure vorderde [opdrachtnemer] betaling van € 6.243,00, vermeerderd met wettelijke handelsrente, terwijl [opdrachtgever] zich beriep op een onaanvaardbare aansprakelijkheidsbeperking en een beroep deed op verrekening van schade. De kantonrechter oordeelde dat het beroep van [opdrachtnemer] op de aansprakelijkheidsbeperkende bepalingen in het CMR-Verdrag en de AVC niet in strijd was met de redelijkheid en billijkheid. De rechter wees de vordering van [opdrachtgever] tot verrekening af, omdat het CMR-Verdrag een verrekeningverbod bevat.

De kantonrechter concludeerde dat [opdrachtgever] gehouden was de openstaande facturen te betalen, en dat de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten aan [opdrachtnemer] moesten worden vergoed. De vordering in reconventie van [opdrachtgever] werd afgewezen, omdat de schade onvoldoende was onderbouwd. Uiteindelijk werd [opdrachtgever] veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 11064560 \ CV EXPL 24-1376
Vonnis van 24 december 2024
in de zaak van
[opdrachtnemer] B.V., TEVENS H.O.D.N. [handelsnaam 1],
te [plaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [opdrachtnemer] ,
gemachtigde: mr. R. Erkelens, PUURNouta,
tegen
[opdrachtgever] B.V., TEVENS H.O.D.N. [handelsnaam 2],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [opdrachtgever] ,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 juni 2024 en de daarin genoemde stukken,
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties 10 en 11,
- de mondelinge behandeling van 11 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een overeenkomst gesloten, waarbij [opdrachtnemer] zaken heeft vervoerd van [opdrachtgever] naar diens klanten. Op deze overeenkomst zijn de Algemene Vervoerscondities 2002 (hierna: AVC) van toepassing.
2.2.
[opdrachtnemer] heeft voor haar diensten de volgende facturen naar [opdrachtgever] verstuurd, die door [opdrachtgever] onbetaald zijn gelaten:
Factuurnummer
Factuurdatum
Factuurbedrag
[factuurnummer 1]
20 juni 2023
€ 1.442,91
[factuurnummer 2]
22 juni 2023
€ 3.280,54
[factuurnummer 3] (creditnota)
26 juni 2023
- € 577,16
[factuurnummer 4]
4 juli 2023
€ 2.310,71
[factuurnummer 5] (creditnota)
20 september 2023
- € 1.057,00
2.3.
[opdrachtnemer] heeft [opdrachtgever] op 27 november 2023 bij aanmaningsexploot gesommeerd de openstaande facturen met een totaalbedrag van € 5.400,00 te voldoen.
2.4.
Op 7 december 2023 heeft [opdrachtgever] per e-mail zijn ontevredenheid over de samenwerking met [opdrachtnemer] kenbaar gemaakt. In het bericht stelt zij dat acht vermissingen in korte tijd onacceptabel zijn en dat dit de reden is voor het terugdraaien van de automatische incasso. Bij de e-mail heeft [opdrachtgever] een lijst met de betreffende mancoverzendingen bijgevoegd.
2.5.
De gemachtigde van [opdrachtnemer] heeft op 27 december 2023 op de brief van [opdrachtgever] gereageerd. Hij benadrukt dat [opdrachtnemer] conform de geldende voorwaarden heeft gehandeld door [opdrachtgever] te compenseren voor de mancoverzendingen via creditnota’s. [opdrachtgever] wordt dan ook verzocht de openstaande facturen, incassokosten en rente aan [opdrachtnemer] te voldoen.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[opdrachtnemer] vordert - na vermindering van eis ter zitting - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad [opdrachtgever] te veroordelen om aan [opdrachtnemer] te voldoen het bedrag van € 6.243,00 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 21 maart 2024 over € 5.089,00, met veroordeling van [opdrachtgever] in de proceskosten.
3.2.
[opdrachtnemer] legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. Zij is haar verplichtingen uit de overeenkomst nagekomen door de leveringen te verzorgen. [opdrachtgever] schiet echter tekort in haar verplichtingen door de openstaande facturen niet te betalen. Met betrekking tot de schade verwijst [opdrachtnemer] naar de AVC en het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (hierna: CMR). Volgens deze regelingen is zij slechts beperkt aansprakelijk voor de schade die [opdrachtgever] tijdens of door het transport heeft geleden. Tijdens de zitting heeft [opdrachtnemer] haar vordering met € 311,00 verminderd. Dit gebeurde naar aanleiding van een discussie over mancoverzendingen die door [opdrachtgever] reeds waren betaald maar waarvoor [opdrachtnemer] geen creditnota had verstrekt.
3.3.
[opdrachtgever] voert het volgende verweer. Zij stelt dat het beroep van [opdrachtnemer] op de aansprakelijkheidsbeperkende bepalingen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, omdat de schade die zij heeft geleden niet in verhouding staat tot de beperkte vergoeding die [opdrachtnemer] op grond van de aansprakelijkheidsbeperkende bepalingen verschuldigd zou zijn. Daarnaast beroept [opdrachtgever] zich op verrekening van de vordering in conventie met de schade die zij heeft geleden door nalatigheid van [opdrachtnemer] , waaronder het niet afleveren van bepaalde zendingen bij haar klanten.
3.4.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[opdrachtgever] vordert, voor zover het beroep op verrekening in conventie niet slaagt, dat [opdrachtnemer] wordt veroordeeld om aan [opdrachtgever] een bedrag van € 5.400,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 december 2023.
3.6.
[opdrachtgever] legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. [opdrachtnemer] is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de vervoersovereenkomst en is daarom gehouden de schade van [opdrachtgever] te vergoeden.
3.7.
[opdrachtnemer] voert het volgende verweer. De schade is ondeugdelijk onderbouwd en rijmt niet met het e-mailbericht van [opdrachtgever] van 7 december 2023. De vordering moet daarom worden afgewezen.
3.8.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
De facturen
4.1.
Het geschil tussen partijen spitst zich allereerst toe op de vraag of het beroep van [opdrachtnemer] op de aansprakelijkheidsbeperkende artikelen uit het CMR en de AVC naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. In artikel 23 lid 3 CMR en 13 lid 1 AVC is namelijk bepaald dat de aansprakelijkheid van de vervoerder, in dit geval [opdrachtnemer] , is beperkt tot een prijs per kilogram van hetgeen is vervoerd.
4.2.
De omstandigheid dat de verhouding tussen de werkelijk door [opdrachtgever] geleden schade en de schade die [opdrachtnemer] ingevolge artikel 13 lid 1 AVC en artikel 23 lid 3 CMR dient te betalen volgens [opdrachtgever] disproportioneel is, brengt niet met zich mee dat een beroep door [opdrachtnemer] op deze artikelen in strijd is met de redelijkheid en de billijkheid. De mogelijkheid voor de vervoerder om zich contractueel te ontheffen van aansprakelijkheid voor schade aan goederen of passagiers of de gevolgen daarvan te beperken, wordt in wetten en verdragen erkend, en als regel voorop gesteld. Deze limitering is ontstaan vanuit de gedachte om de vervoerdersaansprakelijkheid voor waardevolle goederen verzekerbaar te maken en het risico mede te laten dragen door de goederenbelanghebbende. Het was derhalve aan [opdrachtgever] geweest om het risico van eventueel opkomende schade boven het bedrag waarop zij ingevolge artikel 13 lid 1 AVC en artikel 23 lid 3 CMR recht had te verzekeren. Het feit dat zij dit niet heeft gedaan en als gevolg daarvan de voor haar opgekomen schade boven het bedrag dat [opdrachtnemer] ingevolge de AVC moet betalen voor haar eigen rekening komt, dient voor rekening en risico van [opdrachtgever] te blijven. Gelet op het vorenstaande is de kantonrechter van oordeel dat een beroep door [opdrachtnemer] op artikel 13 lid 1 AVC en artikel 23 lid 3 CMR niet in strijd is met de redelijkheid en billijkheid.
4.3.
Uit het voorgaande blijkt dat het beroep van [opdrachtnemer] op de aansprakelijkheidsbeperkende artikelen slaagt. Daarnaast verwerpt de kantonrechter het beroep van [opdrachtgever] op verrekening, aangezien artikel 7 van de AVC een verrekenverbod bevat. [opdrachtgever] is daarom gehouden de facturen aan [opdrachtnemer] te betalen. Na de eisvermindering van € 311,00 tijdens de zitting, dient [opdrachtgever] een bedrag van € 5.089,00 aan [opdrachtnemer] te voldoen.
Nevenvorderingen
4.4.
[opdrachtgever] is in verzuim met haar betalingsverplichting en is, aangezien sprake is van een handelstransactie, wettelijke handelsrente aan [opdrachtnemer] verschuldigd. De gevorderde wettelijke handelsrente wordt dan ook toegewezen, welke rente tot 21 maart 2024 onbetwist is berekend op een bedrag van € 509,00,te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 21 maart 2024 over € 5.089,00
4.5.
Tegen de buitengerechtelijke incassokosten is geen afzonderlijk verweer gevoerd. [opdrachtgever] is dit bedrag verschuldigd aan [opdrachtnemer] , zowel op grond van de algemene voorwaarden als op basis van de wet. De kantonrechter kent de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 645,00 toe.
Tussenconclusie
4.6.
Kortom, [opdrachtgever] zal worden veroordeeld om € 6.243,00 aan [opdrachtnemer] te betalen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over de verminderde hoofdsom van € 5.089,00 vanaf 21 maart 2024 tot het moment dat de vordering is voldaan.
Proceskosten
4.7.
[opdrachtgever] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Voor de kosten van de dagvaarding wordt € 115,22 toegewezen, omdat voor het raadplegen van de Kamer van Koophandel het gebruikelijke tarief van € 2,85 wordt gehanteerd. De proceskosten van [opdrachtnemer] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,22
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.452,22
in reconventie
4.8.
[opdrachtgever] stelt schade te hebben geleden door een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door [opdrachtnemer] . [opdrachtnemer] betwist dit echter en voert aan dat [opdrachtgever] de gestelde schade onvoldoende heeft onderbouwd. Ongeacht de juistheid van de schadeonderbouwing oordeelt de kantonrechter dat [opdrachtgever] , gelet op het oordeel in conventie, eventuele schade niet op [opdrachtnemer] kan verhalen. De aansprakelijkheid van [opdrachtnemer] is beperkt tot de bedragen waarvoor zij reeds creditnota’s aan [opdrachtgever] heeft verstrekt. Voor facturen waarvoor geen creditnota’s zijn verstrekt, maar waarbij [opdrachtgever] stelt dat er sprake was van manco’s, heeft [opdrachtnemer] haar vordering ter zitting aangepast in overeenstemming met de AVC en het CMR. De vordering in reconventie wordt daarom afgewezen.
4.9.
[opdrachtgever] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [opdrachtnemer] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
339,00
(1 punt × € 339,00)
Totaal
339,00

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [opdrachtgever] tot betaling van € 6.243,00 aan [opdrachtnemer] , vermeerderd met de wettelijke handelsrente over de verminderde hoofdsom van € 5.089,00 vanaf 21 maart 2024 tot het moment dat de vordering is voldaan,
5.2.
veroordeelt [opdrachtgever] in de proceskosten, aan de zijde van [opdrachtnemer] begroot op € 1.452,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [opdrachtgever] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
wijst de vordering van [opdrachtgever] af,
5.5.
veroordeelt [opdrachtgever] in de proceskosten, aan de zijde van [opdrachtnemer] begroot op € 339,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe.
Dit vonnis is gewezen door mr. Swaanen en in het openbaar uitgesproken op 24 december 2024.