ECLI:NL:RBZWB:2024:9233

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
C/02/427576 / JE RK 24-1844
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 december 2024 een beslissing genomen over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2016. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld op 6 december 2022 en verlengd op 21 november 2023. De GI, Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 december 2024 waren de moeder en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig, terwijl de vader afwezig was met bericht van verhindering.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige en de moeder de Belgische nationaliteit hebben, maar dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft omdat de minderjarige zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft. De kinderrechter heeft de positieve ontwikkelingen in de situatie van de minderjarige erkend, waaronder het contactherstel met de vader en de goede gang van zaken op het internaat waar de minderjarige verblijft. Ondanks deze positieve ontwikkelingen is de kinderrechter van oordeel dat de situatie nog niet voldoende stabiel is om de ondertoezichtstelling te beëindigen. Er zijn nog belangrijke afspraken te maken over de toekomst, waaronder de verdeling van vakanties en de kosten van het internaat.

De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 6 juni 2025, met de verwachting dat de GI de regie zal nemen in het proces om tot een definitief borgingsplan te komen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om actief deel te nemen aan het proces en tijd vrij te maken voor overleg met de GI.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/427576 / JE RK 24-1844
Datum uitspraak: 10 december 2024
Nadere beschikking verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & RECLASSERING,
gevestigd te Eindhoven,
hierna te noemen: de GI.
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2016 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] .
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de beschikking van de kinderrechter van 22 november 2024, en alle daarin opgenomen en vermelde stukken;
  • een e-mailbericht van de vader van 6 december 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 10 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De vader is - met bericht van verhindering - niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van 6 december 2022 heeft de kinderrechter in deze rechtbank [minderjarige] onder toezicht gesteld, met ingang van 6 december 2022 en tot 6 december 2023. De ondertoezichtstelling is bij beschikking van 21 november 2023 door de kinderrechter verlengd, met ingang van 6 december 2023 en tot 6 december 2024.
2.3.
Bij beschikking van 22 november 2024 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een maand verlengd, met ingang van 6 december 2024 en tot 6 januari 2025. Het overige deel van het verzoek is aangehouden tot de mondelinge behandeling van 10 december 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Aan de orde is nog het resterende deel van het verzoek, te weten van 6 januari 2025 en tot 6 juni 2025.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek. De GI is tevreden over het verloop van de ondertoezichtstelling. Het gaat goed met [minderjarige] . Hij haalt goede cijfers op school en zit op zijn plek op het internaat. Het gedrag van [minderjarige] is uitbundig en vraagt veel sturing in de vorm van regels en grenzen. Het internaat kan dit bieden. In het afgelopen jaar zijn er stappen gezet in het contactherstel met de vader. [minderjarige] verblijft nu in de weekenden van de schoolweken eenmaal per twee weken een weekend bij de vader. Er is sprake van positief contact tussen [minderjarige] en de vader. Verder heeft er ouderschapsbemiddeling plaatsgevonden. In september 2024 is er een concept borgingsplan opgesteld. De ouders zijn het over een aantal punten eens, maar nog niet op alle punten is er volledige consensus. De ouders hebben aansporing nodig van de hulpverlening en de GI om samen te zitten zodat er afspraken gemaakt kunnen worden. Erg belemmerend voor de snelheid van het maken van deze afspraken, is dat de ouders zeer weinig mogelijkheden hebben en maken in het plannen van afspraken. Beide ouders hebben moeilijke agenda’s. Als de ouders eenmaal samen zitten, lukt het de ouders wel om onderling tot afspraken te komen. De GI heeft er vertrouwen in dat zij de ouders de komende periode hierin kan meenemen en dat zij kan toewerken naar een borging.
4.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder aangegeven dat het goed gaat met [minderjarige] . [minderjarige] is erg lief en behulpzaam. [minderjarige] heeft veel baat bij de vaste structuur op het internaat en doet het daar goed. Ook verloopt zijn schoolgang goed. [minderjarige] zou op het internaat kunnen blijven tot zijn achttiende levensjaar. [minderjarige] heeft er nog wel steeds moeite mee dat de ouders uit elkaar zijn. Hij mist zijn vader. [minderjarige] verblijft in de schoolvakanties voornamelijk bij de moeder. De moeder heeft de schoolvakanties vrij maar dit gaat veranderen in 2026. Het is dan ook belangrijk dat hier goede afspraken over gemaakt gaan worden. Verder verloopt de omgang tussen [minderjarige] en zijn vader goed. [minderjarige] is blij dat hij zijn vader ziet. Ook de samenwerking en communicatie tussen de ouders onderling verloopt beter. Wel zijn er nog onduidelijkheden waarover afspraken gemaakt moeten worden, zoals de internaatkosten die nu door de moeder alleen worden betaald. De moeder hoopt dat er snel duidelijke afspraken worden gemaakt zodat de ondertoezichtstelling afgerond kan worden. De moeder verwacht van de vader dat hij hier tijd voor zal vrijmaken.

5.De beoordeling

Bevoegdheid en toepasselijk recht
5.1.
De kinderrechter constateert dat [minderjarige] en de moeder de Belgische nationaliteit hebben. Dit brengt mee dat deze zaak een internationaal karakter heeft, waardoor de kinderrechter dient te beoordelen of haar in deze zaak rechtsmacht toekomt. Indien dit het geval is, dient de kinderrechter het toepasselijke recht te bepalen.
5.2.
Ingevolge artikel 7 lid 1 van de verordening Brussel II-ter zijn ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de minderjarige zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Nu de minderjarige zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe.
5.3.
Nu de Nederlandse rechter bevoegd is op het verzoek te beslissen, zal op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 Nederlands recht op het verzoek worden toegepast.
Wettelijk kader
5.4.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Inhoudelijke beoordeling
5.5.
Op basis van de stukken en de informatie die is gedeeld tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke vereisten zoals hierboven vermeld. De kinderrechter zal het resterende deel van het verzoek toewijzen en daarmee de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen tot 6 juni 2025. De kinderrechter legt dit hierna uit.
5.6.
De kinderrechter overweegt allereerst dat er in het afgelopen jaar een enorme positieve ontwikkeling heeft plaatsgevonden. De kinderrechter vindt het fijn om te horen dat het goed gaat met [minderjarige] en dat er contactherstel heeft plaatsgevonden tussen de vader en [minderjarige] . Daarnaast is het de kinderrechter gebleken dat het de ouders de afgelopen periode is gelukt om met behulp van ouderschapsbemiddeling hun onderlinge communicatie en samenwerking te verbeteren. De kinderrechter wil hiervoor de ouders complimenteren.
5.7.
Hoewel er duidelijk een positieve lijn is ingezet door beide ouders, vindt de kinderrechter de situatie op dit moment nog onvoldoende stabiel om de ondertoezichtstelling te beëindigen. Inmiddels werken de ouders, samen met de hulpverlening, aan een borgingsplan, maar dit borgingsplan is nog niet definitief. De kinderrechter vindt het belangrijk dat, alvorens de ondertoezichtstelling wordt afgesloten, er een borgingsplan ligt, waar alle betrokkenen zich in kunnen vinden. Daarbij neemt de kinderrechter in aanmerking dat het de ouders zonder de aansporing en sturing van de hulpverlening en de GI nog niet lukt om tot nadere afspraken te komen over de punten waarop nog geen overeenstemming is bereikt. Daar komt bij dat er nog goede afspraken moeten worden gemaakt over hoe de vakanties verdeeld zullen worden vanaf de zomervakantie van 2026. Hier moet nog goed over gesproken worden en hier moeten afspraken over worden gemaakt waarbij het belang van [minderjarige] voorop staat. De kinderrechter ziet dat alle belanghebbenden een duidelijke eindregeling willen. De kinderrechter verwacht van de ouders dat zij zich hier volledig voor gaan inzetten. Van de GI verwacht de kinderrechter dat zij hierin het initiatief neemt en dat zij op korte termijn een datum zal prikken om met alle belanghebbenden samen te zitten. De kinderrechter verwacht van de ouders dat zij hiervoor tijd vrijmaken in hun drukke agenda’s. De kinderrechter doet hierbij nadrukkelijk een beroep op de vader. De kinderrechter vindt het dan ook belangrijk dat de komende periode door de GI regie wordt gevoerd en sturing wordt geboden om te werken aan een afronding van de ondertoezichtstelling.
5.8.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5.9.
Ten overvloede merkt de kinderrechter nog op dat door de GI moet worden bezien of in de situatie van [minderjarige] een machtiging tot uithuisplaatsing op zijn plaats zou zijn.
5.10.
Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] toe met ingang van 6 januari 2025 en tot 6 juni 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2024 door mr. Dijkman, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Verplanke als griffier, en op schrift gesteld op 24 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.