Op 10 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak werd behandeld in Middelburg, waar de kinderrechter de verzoeken van de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (hierna: de GI) in overweging nam. De GI had verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarigen te verlengen voor een periode van zes maanden, met als doel de zorg voor de kinderen te waarborgen en een borgingsplan op te stellen. De ouders, de moeder en de vader, waren aanwezig tijdens de mondelinge behandeling en gaven aan in te stemmen met het verzoek van de GI, waarbij zij de positieve ontwikkelingen in de hulpverlening benadrukten.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen nog steeds in hun ontwikkeling worden bedreigd, ondanks de positieve stappen die de ouders hebben gezet. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd van 21 december 2024 tot 21 juni 2025, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Dit besluit is genomen om ervoor te zorgen dat de ontwikkeling van de minderjarigen niet in gevaar komt, gezien de zorgen over hun sociaal-emotionele en seksuele ontwikkeling, en de noodzaak van een goede omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige 1]. De kinderrechter benadrukte het belang van samenwerking tussen de ouders en de GI om tot een succesvolle afronding van de ondertoezichtstelling te komen.