ECLI:NL:RBZWB:2024:9231

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
C/02/428730 / JE RK 24-2077
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onder toezichtstelling van een minderjarige in het kader van de jeugdbescherming

Op 10 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is aangespannen door de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, die verzocht om het ongeboren kind onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar. De kinderrechter heeft de zitting met gesloten deuren gehouden, waarbij de ouders, de Raad en een vertegenwoordiger van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige], die is geboren op [geboortedag] 2024. De ouders zijn in een kwetsbare situatie terechtgekomen, waarbij huiselijk geweld een rol speelt. De Raad heeft aangegeven dat de ouders niet in staat zijn om zelfstandig de zorgen weg te nemen, en dat er risico's zijn voor de veiligheid en ontwikkeling van [minderjarige]. De kinderrechter heeft de zorgen van de Raad overgenomen en geconcludeerd dat de situatie van [minderjarige] ernstig bedreigd wordt.

De kinderrechter heeft besloten om het verzoek van de Raad toe te wijzen en [minderjarige] onder toezicht te stellen van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland voor de duur van een jaar, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad. Dit betekent dat de beslissing onmiddellijk uitgevoerd kan worden, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om samen te werken met de hulpverlening en de GI, en heeft de GI opgedragen om de belangen van [minderjarige] te bewaken en te zorgen voor duidelijke communicatie met de ouders.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/428730 / JE RK 24-2077
Datum uitspraak: 10 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad.
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2024 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De kinderrechter merkt als informanten aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 12 november 2024, ontvangen op 12 november 2024;
  • de e-mail van de Raad betreffende verzoek gelijktijdige behandeling van 13 november 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 10 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder (via beeldbellen);
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
Vanwege de samenhang van de zaken is gelijktijdig het verzoek van de GI met zaaknummer C/02/427985 / JE RK 24-1934 behandeld. In beide zaken wordt bij separate beschikking beslist.

2.De feiten

2.1.
Ten tijde van het verzoek was de moeder in verwachting van de toen nog ongeboren baby. Op [geboortedag] 2024 is [minderjarige] geboren.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt het ongeboren kind (te weten, [minderjarige] ) onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek en verwijst voor de onderbouwing daarvan naar het Raadsrapport. De Raad acht de situatie van de ouders te kwetsbaar om erop te vertrouwen dat de ouders de zorgen zelfstandig kunnen wegnemen. Er zijn zorgen over de veiligheid en de ontwikkeling van [minderjarige] omdat zij volkomen afhankelijk is van haar opvoeders. Het risico bestaat dat [minderjarige] spanningen meekrijgt of mogelijk zelfs getuige of slachtoffer wordt van terugkerend huiselijk geweld. De Raad maakt zich ook zorgen over het feit dat de ouders bagatelliserend spreken over het geweld dat (in het verleden) is voorgevallen en twijfelt of de moeder in staat is om zichzelf en de kinderen te weren tegen geweld vanuit de vader. De hulpverlening is reeds ingezet maar de Raad vindt het te kort om te spreken over een stabielere, meer veilige situatie van de kinderen.
4.2.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij achter het verzoek van de Raad staat, gelet op de zorgen die er zijn. Voor de andere twee kinderen in het gezin is er al een jeugdbeschermer betrokken. Het is van belang dat eenzelfde jeugdbeschermer wordt ingezet voor alle kinderen in het gezin. Verder is het begeleid contact tussen de andere kinderen in het gezin en de vader opgestart. Dit verloopt goed. Ook heeft de vader [minderjarige] intussen al gezien.
4.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder aangegeven dat [minderjarige] op [geboortedag] 2024 is geboren. Het gaat erg goed met de baby en ook de moeder is aan het herstellen. Ten aanzien van het verzoek licht de moeder toe dat zij liever de hulpverlening wil voortzetten in het vrijwillig kader. Als een ondertoezichtstelling nodig blijkt te zijn, zal de moeder hieraan meewerken. De moeder geeft aan dat in de stukken geen zorgen over haar worden beschreven. Ook ontwikkelen de kinderen zich goed. De zorgen zien voornamelijk op de situatie van de vader. De vader en de moeder hebben momenteel een latrelatie en zijn samen aan het werk om deze relatie te verbeteren. De ouders hebben hier therapie voor nodig, zowel individueel als samen (in de vorm van relatietherapie). De moeder heeft inmiddels een intakegesprek gehad. Ook wil de moeder positief opmerken dat de vader bezig is om aan zichzelf te werken. Verder geeft de moeder aan dat er soms wat onduidelijkheid is in de communicatie tussen de ouders en de GI. Zo is de GI wisselend in wat er tegen de vader en de moeder wordt gezegd. Hierdoor ontstaan er discussies tussen de ouders. Dit vindt de moeder jammer.
4.4.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij zich aansluit bij het standpunt van de moeder. De vader heeft geen problemen met een ondertoezichtstelling. De vader werkt mee aan de reeds ingezette hulpverlening. Hij volgt therapie, gaat naar een psycholoog en is bezig om zichzelf te verbeteren. Ook werkt de vader als kok en als stratenmaker. Verder geeft hij aan dat het soms lastig is om de jeugdbeschermer te bereiken en dat de communicatie met de GI niet altijd goed verloopt. De vader heeft een tijdelijke verblijfsvergunning, hetgeen hem wat rust geeft. De vader hoopt in de toekomst samen te wonen met zijn gezin, maar hij begrijpt dat de ouders hiervoor eerst therapie moeten volgen.

5.De beoordeling

Het wettelijk kader
5.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
Op basis van de stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria zoals hierboven vermeld. De kinderrechter zal het verzoek van de Raad derhalve toewijzen. Dit betekent dat [minderjarige] onder toezicht wordt gesteld van de GI voor de duur van een jaar. De kinderrechter legt dit hierna uit.
5.3.
De kinderrechter neemt de zorgen van de Raad over en concludeert dat er sprake is van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] . De kinderrechter maakt zich zorgen over de kwetsbare situatie waarin [minderjarige] terechtkomt. In de thuissituatie is er sprake geweest van huiselijk geweld van de vader richting de moeder waar de kinderen slachtoffer en getuige van zijn geweest. De zus van [minderjarige] is in 2021 opgenomen geweest in het ziekenhuis met mogelijk het shaken baby syndroom. Ook heeft er een incident plaatsgevonden tussen de vader en de andere zus van [minderjarige] , waarvoor de vader in detentie heeft gezeten. Het risico bestaat dat [minderjarige] spanningen meekrijgt of mogelijk zelf getuige of slachtoffer wordt van terugkerend huiselijk geweld. Herhaalde blootstelling aan huiselijk geweld en agressie kan leiden tot langdurige psychologische en emotionele gevolgen voor de kinderen. Dit moet voorkomen worden. Daarnaast vindt de kinderrechter het zorgelijk dat de ouders bagatelliserend spreken over het geweld wat eerder heeft plaatsgevonden. Ook maakt de kinderrechter zich zorgen of de moeder weerbaar genoeg is om zichzelf en de kinderen te beschermen tegen eventueel geweld en/of agressie vanuit de vader. De kinderrechter neemt hierbij in overweging dat er ook recent nog sprake was van een gewelddadige situatie, gelet op de situatie hoe de baby er is gekomen. Dit heeft zich nog geen jaar geleden afgespeeld. Er is sprake van een terugkerend patroon wat doorbroken moet worden.
5.4.
De kinderrechter vindt het fijn om te horen dat de ouders de hulpverlening accepteren en dat dit goed verloopt. De kinderrechter ziet dat de ouders in de afgelopen periode stappen in de goede richting hebben gezet, waarbij er een positieve ontwikkeling is ontstaan. De kinderrechter is echter van oordeel dat het de ouders op dit moment nog onvoldoende lukt om zelfstandig de onveiligheid en zorgen binnen het gezin weg te nemen. Gezien de kwetsbaarheid van de baby is het te risicovol om dit binnen het vrijwillig kader te laten verlopen. Daarom is een regievoerder in het gedwongen kader noodzakelijk.
5.5.
De kinderrechter onderschrijft daarbij de doelen zoals de Raad deze heeft opgesteld, te weten:
  • [minderjarige] groeit op binnen een veilige en stabiele opvoedingsomgeving, waarin regelmaat, rust en structuur wordt geboden en waar de opvoeders letterlijk en emotioneel beschikbaar zijn;
  • [minderjarige] ontwikkelt zich leeftijdsadequaat;
  • Ouders houden zich aan de gemaakte veiligheidsafspraken en zijn open en transparant over hun relatie/contact onderling;
  • Ouders blijven meewerken aan de (reeds ingezette) hulpverlening.
5.6.
De kinderrechter vindt het belangrijk dat er in de komende periode aan bovenstaande doelen wordt gewerkt om de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] weg te nemen. Nu er nog veel stappen moeten worden gezet, zal de kinderrechter het verzoek toewijzen voor de volledige duur zoals verzocht. Binnen deze periode kan er meer zicht worden verkregen op de situatie, de relatie tussen de ouders en de vorderingen met betrekking tot de reeds ingezette hulpverlening. De kinderrechter geeft daarbij opdracht aan de GI om regie te voeren in het proces en om de belangen van [minderjarige] te bewaken. Daarnaast verwacht de kinderrechter van de GI dat er duidelijk gecommuniceerd wordt naar beide ouders en dat zij beziet hoe op een veilige manier de omgang tussen de vader en [minderjarige] kan plaatsvinden. Van beide ouders verwacht de kinderrechter dat zij met de GI en de hulpverlening zullen blijven samenwerken. Van de vader verwacht de kinderrechter dat hij naar de psycholoog blijft gaan en dat hij zijn afspraken met de reclassering nakomt.
5.7.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5.8.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zeeland met ingang van 10 december 2024 en tot 10 december 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2024 door mr. Dijkman, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Verplanke als griffier, en op schrift gesteld op 24 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.