ECLI:NL:RBZWB:2024:9230

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
C/02/427985 / JE RK 24-1934
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

Op 10 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van een jaar, tot 10 december 2025, op verzoek van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland (GI). De kinderrechter oordeelde dat de ontwikkeling van de kinderen ernstig bedreigd is door de thuissituatie, waarin huiselijk geweld heeft plaatsgevonden. De ouders zijn bezig met hulpverlening, maar de kinderrechter achtte de situatie nog te kwetsbaar om de ondertoezichtstelling te beëindigen. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om de regie te voeren en de belangen van de kinderen te bewaken. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de veiligheid van de kinderen gewaarborgd blijft, ondanks een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/427985 / JE RK 24-1934
Datum uitspraak: 10 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de GI.
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag 1] 2021 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] .
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag 2] 2019 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 23 oktober 2024, ontvangen op 23 oktober 2024;
  • de e-mail van de Raad betreffende verzoek gelijktijdige behandeling van 13 november 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 10 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder (via beeldbellen);
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
Vanwege de samenhang van de zaken is gelijktijdig het verzoek van de GI met zaaknummer C/02/428730 / JE RK 24-2077 behandeld. In beide zaken wordt bij separate beschikking beslist.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 21 september 2023 [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig onder toezicht gesteld tot 5 oktober 2023, zonder voorafgaand horen van de belanghebbenden en onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.
2.4.
Bij beschikking van 28 september 2023 is de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd met ingang van 5 oktober 2023 en tot 21 december 2023.
2.5.
Bij beschikking van 20 december 2023 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 21 december 2023 en tot 21 december 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek en verwijst voor de onderbouwing daarvan naar het verzoekschrift. De kinderen zijn slachtoffer en getuige geweest van meerdere geweldsincidenten. De bestaande patronen tussen de ouders zijn nog niet doorbroken en de ouders zijn pas net gestart met de hulpverlening. Hoewel dit positief verloopt, is het nog te pril om de hulpverlening voort te zetten in het vrijwillig kader. Als de ondertoezichtstelling zou worden beëindigd is er geen zicht meer op de veiligheid van de kinderen en vreest de GI dat de ouders terugvallen in oude patronen van verbaal en fysiek huiselijk geweld tegen elkaar en richting de kinderen. Verder licht de GI toe dat het begeleid contact tussen de kinderen en de vader is opgestart. Dit verloopt goed. Het is belangrijk dat de GI dit blijft monitoren.
4.2.
De Raad staat achter het verzoek van de GI, gelet op de zorgen die er zijn. Om die reden heeft de Raad ook een verzoek tot ondertoezichtstelling ingediend voor de net geboren baby. De Raad acht de situatie van de ouders te kwetsbaar om erop te vertrouwen dat de ouders de zorgen zelfstandig kunnen wegnemen. De Raad maakt zich ook zorgen over het feit dat de ouders bagatelliserend spreken over het geweld dat (in het verleden) is voorgevallen en twijfelt of de moeder in staat is om zichzelf en de kinderen te weren tegen het geweld vanuit de vader. De hulpverlening is reeds ingezet maar de Raad vindt het te kort om te spreken over een stabielere, meer veilige situatie van de kinderen.
4.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder aangegeven dat hun jongste dochtertje op 2 december 2024 is geboren. Het gaat erg goed met de baby en ook de moeder is aan het herstellen. Ten aanzien van het verzoek licht de moeder toe dat zij liever de hulpverlening wil voortzetten in het vrijwillig kader. Als een ondertoezichtstelling nog nodig blijkt te zijn, zal de moeder hieraan meewerken. De moeder geeft aan dat in de stukken geen zorgen over haar worden beschreven. Ook ontwikkelen de kinderen zich goed. De zorgen zien voornamelijk op de situatie van de vader. De vader en de moeder hebben momenteel een latrelatie en zijn samen aan het werk om deze relatie te verbeteren. De ouders hebben hier therapie voor nodig, zowel individueel als samen (in de vorm van relatietherapie). De moeder heeft inmiddels een intakegesprek gehad. Ook wil de moeder positief opmerken dat de vader bezig is om aan zichzelf te werken. Verder geeft de moeder aan dat er soms wat onduidelijkheid is in de communicatie tussen de ouders en de GI. Zo is de GI wisselend in wat er tegen de vader en de moeder wordt gezegd. Hierdoor ontstaan er discussies tussen de ouders. Dit vindt de moeder jammer.
4.4.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij zich aansluit bij het standpunt van de moeder. De vader heeft geen problemen met een ondertoezichtstelling. De vader werkt mee aan de reeds ingezette hulpverlening. Hij volgt therapie, gaat naar een psycholoog en is bezig om zichzelf te verbeteren. Ook werkt de vader als kok en als stratenmaker. Verder geeft hij aan dat het soms lastig is om de jeugdbeschermer te bereiken en dat de communicatie met de GI niet altijd goed verloopt. De vader heeft een tijdelijke verblijfsvergunning, hetgeen hem wat rust geeft. De vader hoopt in de toekomst samen te wonen met zijn gezin, maar hij begrijpt dat de ouders hiervoor eerst therapie moeten volgen.

5.De beoordeling

Het wettelijk kader
5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
Op basis van de stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria zoals hierboven vermeld. De kinderrechter zal het verzoek van de GI gedeeltelijk toewijzen, namelijk een verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 21 december 2024 en tot 10 december 2025. De kinderrechter zal het restant afwijzen. De kinderrechter legt dit hierna uit.
5.3.
De kinderrechter neemt de zorgen van de GI over en concludeert dat er sprake is van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De zorgen die staan beschreven in de beschikking van de kinderrechter van 20 december 2023 zijn nog steeds aanwezig. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben op hun jonge leeftijd al veel meegemaakt. In de thuissituatie is er sprake geweest van huiselijk geweld van de vader richting de moeder waar de kinderen slachtoffer en getuige van zijn geweest. [minderjarige 1] is in 2021 opgenomen geweest in het ziekenhuis met mogelijk het shaken baby syndroom. Ook heeft er een geweldsincident plaatsgevonden tussen de vader en [minderjarige 2] , waarvoor de vader in detentie heeft gezeten. Daarnaast vindt de kinderrechter het zorgelijk dat de ouders bagatelliserend spreken over het geweld wat eerder heeft plaatsgevonden. Ook maakt de kinderrechter zich zorgen of de moeder weerbaar genoeg is om zichzelf en de kinderen te beschermen tegen eventueel geweld en/of agressie vanuit de vader. De kinderrechter neemt hierbij in overweging dat er ook vrij recent nog sprake was van een gewelddadige situatie, gelet op de situatie hoe de baby er is gekomen. Dit heeft zich nog geen jaar geleden afgespeeld. Er is sprake van een terugkerend patroon wat doorbroken moet worden.
5.4.
De kinderrechter vindt het fijn om te horen dat de ouders de hulpverlening accepteren en dat dit goed verloopt. De kinderrechter ziet dat de ouders in de afgelopen periode stappen in de goede richting hebben gezet, waarbij er een positieve ontwikkeling is ontstaan. De kinderrechter is echter van oordeel dat het de ouders op dit moment nog onvoldoende lukt om zelfstandig de onveiligheid en zorgen binnen het gezin weg te nemen. De situatie is momenteel te kwetsbaar om dit binnen het vrijwillig kader te laten verlopen, ook gelet op het feit dat de ouders pas geleden een baby hebben gekregen. Daarom is een regievoerder in het gedwongen kader noodzakelijk.
5.5.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengen tot 10 december 2025 zodat deze gelijkloopt met de ondertoezichtstelling van hun jongste zusje. Binnen deze periode kan er meer zicht worden verkregen op de situatie, de relatie tussen de ouders en de vorderingen met betrekking tot de reeds ingezette hulpverlening. De kinderrechter geeft daarbij opdracht aan de GI om regie te voeren in het proces en om de belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te bewaken. Daarnaast verwacht de kinderrechter van de GI dat er duidelijk gecommuniceerd wordt naar beide ouders en dat zij de omgangsmomenten tussen de vader en de kinderen blijven monitoren. Van beide ouders verwacht de kinderrechter dat zij met de GI en de hulpverlening zullen blijven samenwerken. Van de vader verwacht de kinderrechter dat hij naar de psycholoog blijft gaan en dat hij zijn afspraken met de reclassering nakomt.
5.6.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5.7.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 21 december 2024 en tot 10 december 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2024 door mr. Dijkman, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Verplanke als griffier, en op schrift gesteld op 24 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.