Op 10 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2010, in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter heeft de zaak behandeld in een mondelinge zitting met gesloten deuren, waarbij de moeder via beeldbellen aanwezig was en twee vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De vader was niet verschenen, maar was wel opgeroepen. De kinderrechter heeft de minderjarige gehoord en vastgesteld dat de zorgen over haar ontwikkeling nog steeds aanwezig zijn. De minderjarige is sinds januari 2024 onder toezicht gesteld en heeft in verschillende situaties gewoond, wat heeft geleid tot gedrags- en hechtingsproblematiek.
De GI heeft verzocht om een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, omdat de minderjarige momenteel in een netwerkpleeggezin verblijft en daar positieve ontwikkelingen vertoont. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ernstige ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige nog niet is weggenomen en dat het noodzakelijk is om de uithuisplaatsing te continueren. De kinderrechter heeft ook zorgen geuit over het uitblijven van diagnostisch onderzoek en de medicatie van de minderjarige, en heeft de GI opgedragen om druk te blijven zetten op de betrokken partijen om dit onderzoek te laten plaatsvinden.
De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd met ingang van 6 januari 2025 tot 6 mei 2025 en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd ondanks een eventueel hoger beroep. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 27 december 2024.