Op 19 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. B. Çiçek, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Tilburg, dat op 14 november 2024 was genomen. Dit besluit hield in dat een woning met bijbehorend erf aan de [adres] in [plaats] voor de duur van drie maanden gesloten zou worden, op basis van artikel 13b van de Opiumwet. Verzoekster huurt de woning en heeft aangevoerd dat de burgemeester de sluiting ten onrechte heeft opgelegd, omdat de aangetroffen hoeveelheid hasj niet onderbouwd was en er geen sprake was van overlast of verstoring van de openbare orde. Tijdens de zitting op 19 december 2024 heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld, waarbij ook de burgemeester vertegenwoordigd was. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er in de berging van de woning drie blokken hasj en een aanzienlijke hoeveelheid contant geld zijn aangetroffen. Na de behandeling heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan en het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen. De voorzieningenrechter heeft het besluit van de burgemeester geschorst tot zes weken na de beslissing op het bezwaarschrift, waardoor de woning tot die datum niet gesloten hoeft te worden. De voorzieningenrechter heeft daarbij rekening gehouden met de psychische toestand van verzoekster en het feit dat zij afhankelijk is van mantelzorg. De burgemeester is veroordeeld tot terugbetaling van het griffierecht en tot betaling van proceskosten aan verzoekster.