Op 16 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming Regio Zuidwest Nederland heeft op 2 december 2024 een verzoek ingediend om [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van zes maanden. De kinderrechter heeft de zitting met gesloten deuren gehouden, waarbij de moeder, een vertegenwoordigster van de Raad en twee vertegenwoordigsters van de GI aanwezig waren. De vader is niet verschenen, ondanks dat hij correct was opgeroepen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader en de moeder gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uitoefenen, maar dat [minderjarige] bij de moeder woont. Eerder, op 27 september 2024, was [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld. De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de zorgen rondom de vader meegewogen, die onvoorspelbaar gedrag vertoont en recentelijk bij de woning van de moeder heeft ingebroken. De moeder heeft aangegeven dat de situatie rondom de vader onveilig is voor [minderjarige].
De kinderrechter heeft besloten het verzoek van de Raad toe te wijzen en [minderjarige] onder toezicht te stellen van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland voor de duur van zes maanden, met ingang van 16 december 2024. De kinderrechter heeft daarbij de opdracht gegeven aan de GI om de situatie te monitoren en een borgingsplan op te stellen voor de omgang tussen [minderjarige] en de vader. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.