Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden met onvoldoende zicht door de voorruit en/of voorste zijruiten op de Mechelenstraat te Breda op 25 april 2023. De gemachtigde van de betrokkene, mr. B. de Jong van Skandara B.V., heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 3 december 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig om de zaak te bepleiten.
De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de ingediende stukken en de foto’s in het dossier. De betrokkene stelde dat het zicht niet belemmerd was, maar de kantonrechter oordeelde dat uit de foto’s bleek dat het zicht aan de rechterzijde van het voertuig grotendeels belemmerd was. De rechter concludeerde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden en dat de boete terecht was opgelegd. De kantonrechter zag geen reden om de boete te matigen en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.
De uitspraak werd openbaar gedaan en de betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, onder bepaalde voorwaarden. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende zicht tijdens het rijden en de gevolgen van het niet naleven van verkeersvoorschriften.