Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren op een verboden plek op de Beverweg te Breda op 12 december 2022. Betrokkene stelde dat hij niet op de hoogte was van het parkeerverbod, dat volgens de handhaver was ingesteld in verband met schoonmaakwerkzaamheden. Hij voerde aan dat hij zijn auto normaal gesproken niet gebruikt en dat hij het verbodsbord niet had gezien, omdat het met de tekst naar de wegzijde was gericht. Betrokkene, die drieënnegentig jaar oud is, voegde toe dat hij op het moment van de constatering in zijn badjas was en net uit bed was gebeld.
De officier van justitie, vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze, verzocht het beroep ongegrond te verklaren, stellende dat de bebording tijdig was geplaatst en dat van een gemiddelde weggebruiker verwacht kan worden dat hij op de hoogte is van de verkeerssituatie. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de kantonrechter vond aanleiding om de boete te matigen tot € 50,-, rekening houdend met de omstandigheden die betrokkene had aangevoerd. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd en het teveel betaalde bedrag aan zekerheidstelling moest door de officier van justitie aan betrokkene worden terugbetaald.
De uitspraak werd gedaan door mr. M. Breeman, bijgestaan door griffier X.L.C.M. van Sprundel, en was openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing was geen hoger beroep mogelijk.