ECLI:NL:RBZWB:2024:9195

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
11150863 \ MB VERZ  24-760
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren op een verboden plek op de Beverweg te Breda op 12 december 2022. Betrokkene stelde dat hij niet op de hoogte was van het parkeerverbod, dat volgens de handhaver was ingesteld in verband met schoonmaakwerkzaamheden. Hij voerde aan dat hij zijn auto normaal gesproken niet gebruikt en dat hij het verbodsbord niet had gezien, omdat het met de tekst naar de wegzijde was gericht. Betrokkene, die drieënnegentig jaar oud is, voegde toe dat hij op het moment van de constatering in zijn badjas was en net uit bed was gebeld.

De officier van justitie, vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze, verzocht het beroep ongegrond te verklaren, stellende dat de bebording tijdig was geplaatst en dat van een gemiddelde weggebruiker verwacht kan worden dat hij op de hoogte is van de verkeerssituatie. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de kantonrechter vond aanleiding om de boete te matigen tot € 50,-, rekening houdend met de omstandigheden die betrokkene had aangevoerd. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd en het teveel betaalde bedrag aan zekerheidstelling moest door de officier van justitie aan betrokkene worden terugbetaald.

De uitspraak werd gedaan door mr. M. Breeman, bijgestaan door griffier X.L.C.M. van Sprundel, en was openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing was geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 11150863 \ MB VERZ 24-760
CJIB-nummer : 9062 5422 5462 4004
uitspraakdatum : 3 december 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 3 december 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: parkeren op een parkeergelegenheid op dagen/uren waarop volgens onderbord verboden op de Beverweg te Breda op 12 december 2022 om 09:45 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene stelt het voertuig voor zijn eigen deur te hebben geparkeerd, waar parkeren normaliter is toegestaan. De handhaver verklaarde aan betrokkene dat op de pleegdatum voor de gehele Beverweg een parkeerverbod gold in verband met schoonmaakwerkzaamheden. Betrokkene was hier niet van op de hoogte en het is volgens hem onduidelijk wanneer het verbodsbord is geplaatst. Ook was het verbodsbord met de tekst naar de wegzijde gericht. Betrokkene stelt zijn auto alleen te gebruiken als hij buiten de stad moet zijn of bij heel slecht weer. Hij heeft zijn auto de gehele week niet gebruikt, waardoor hij het verbodsbord niet heeft gezien. Hij gebruikt normaliter zijn e-bike. Voorts kwalificeert betrokkene de beslissing van de officier van justitie als een ongemotiveerde beslissing.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat hij drieënnegentig jaar is. Ten tijde van de constatering was betrokkene uit bed gebeld en heeft hij, in zijn badjas, het voertuig verplaatst. Normaliter is betrokkene op de hoogte dat de gemeente een schoonmaakactie houdt, maar hij stelt dit keer niet te zijn gewaarschuwd.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het is duidelijk dat het betreffende verkeersbord aanwezig was. De gemeente Breda plaatst die bebording ruim van tevoren, namelijk tien dagen voor de werkzaamheden. Van de gemiddelde weggebruiker kan worden verwacht dat hij eens in de tien dagen zijn auto gebruikt of langs de auto loopt en dat het opvalt dat de verkeerssituatie ter plaatse is gewijzigd. Daarnaast is er een grote verantwoordelijkheid voor de weggebruiker zelf om te controleren of op de locatie waar het voertuig staat de verkeersituatie is gewijzigd, vooral als het voertuig daar langer dan gemiddeld staat. Voor een buitengewone opsporingsambtenaar is het niet na te gaan hoelang een voertuig al op een locatie aanwezig is.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene heeft dit ook niet ontkend. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat de gemeente Breda met regelmaat deze bebording plaatst. Zij plaatsen de bebording ruim tevoren, namelijk tien dagen voor de werkzaamheden. De kantonrechter is van oordeel dat van een gemiddelde weggebruiker mag worden verwacht dat hij eens in de tien dagen zijn auto gebruikt of langs de auto loopt en dat het opvalt dat de verkeerssituatie ter plaatse is gewijzigd. De kantonrechter gelooft dat betrokkene zijn auto meer dan tien dagen niet heeft gebruikt en dat hij niet heeft gezien wat er op het betreffende bord stond. De kantonrechter stelt vast dat de gedraging, gelet op de omstandigheden die betrokkene aanvoert, niet volledig aan hem te wijten is. De boete zal daarom worden gematigd tot € 50,-.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 50,- plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 50,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: