Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op de Houtmarkt in Breda. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting heeft de partner van betrokkene, dhr. [partner], verklaard dat hij de bestuurder was en dat hij de verkeerssituatie als verwarrend heeft ervaren. Hij gaf aan dat hij de geslotenverklaring niet opmerkte door de drukte van borden en dranghekken. De officier van justitie heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren, onder verwijzing naar de foto die het voertuig van betrokkene toont op het moment dat het de grens van de geslotenverklaring passeerde.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, inderdaad heeft plaatsgevonden. De camera die de overtreding heeft vastgelegd, is zo ingesteld dat deze alleen een foto maakt wanneer een voertuig de grens van de geslotenverklaring passeert. Ondanks dat betrokkene al achteruit reed op het moment van de foto, was de boete terecht opgelegd. Echter, de kantonrechter heeft ook rekening gehouden met de verwarrende verkeerssituatie en de eerder aangegeven vooraankondiging van de geslotenverklaring. Hierdoor heeft de kantonrechter besloten de boete te matigen tot € 50,-, en het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd en het teveel betaalde bedrag aan zekerheidstelling moet door de officier van justitie aan betrokkene worden terugbetaald.