ECLI:NL:RBZWB:2024:9192

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
11150891 \ MB VERZ 24-761
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete wegens parkeren op gehandicaptenparkeerplaats zonder geldige kaart

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene, de kentekenhouder van een auto, had een boete ontvangen voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder een duidelijk zichtbare geldige gehandicaptenparkeerkaart. De overtreding vond plaats op 8 januari 2023. Betrokkene had een herseninfarct gehad, waardoor haar echtgenoot haar moest helpen met in- en uitstappen van de auto. Tijdens de zitting werd aangevoerd dat er geen geschikte parkeerplaats beschikbaar was en dat de aanvraag voor de gehandicaptenparkeerkaart vertraging had opgelopen door administratieve problemen met de gemeente en de keuringsinstantie.

De officier van justitie verklaarde het beroep ongegrond, maar de kantonrechter oordeelde dat de gedraging wel degelijk had plaatsgevonden, maar dat er aanleiding was om de boete te matigen. De kantonrechter erkende dat betrokkene recht had op een gehandicaptenparkeerkaart, die echter niet zichtbaar in het voertuig aanwezig was ten tijde van de overtreding. De boete werd gematigd tot € 30,-, met een toevoeging van € 9,- aan administratiekosten. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en het bedrag dat betrokkene te veel had betaald aan zekerheidstelling moest door de officier van justitie worden terugbetaald.

De uitspraak benadrukt het belang van het zichtbaar hebben van de gehandicaptenparkeerkaart in het voertuig, ook al kan er recht op bestaan. De kantonrechter heeft de beslissing openbaar uitgesproken, en tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 11150891 \ MB VERZ 24-761
CJIB-nummer : 3062 5422 5505 7630
uitspraakdatum : 3 december 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 3 december 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en haar [echtgenoot] zijn ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder duidelijk zichtbaar geldige gehandicaptenparkeerkaart op de Nieuwstraat te Breda op 8 januari 2023 om 14:42 uur.
[betrokkene] is de kentekenhouder van de auto en hierdoor betrokkene. [echtgenoot] is de echtgenoot van betrokkene en was ten tijde van de gedraging de bestuurder van de auto. In het beroepschrift is samengevat aangevoerd dat betrokkene een herseninfarct met ernstige uitvaleffecten heeft gehad. Haar man moet haar helpen met het in- en uitstappen van de auto waarbij het portier geheel geopend dient te worden. Ten tijde van de overtreding was er geen geschikte en brede parkeerplaats voorhanden. Door een stress-moment heeft hij in een impulsieve actie dicht bij de lift van de parkeergarage een invalidenplaats weten te bemachtigen. De aanvraag voor de invalidenparkeerkaart dateert van december 2022. Deze was niet in behandeling genomen, omdat betrokkene deze niet zelf had ondertekend. Haar man had contact opgenomen met de gemeente Breda. De gemeente Breda heeft hem vervolgens doorverwezen naar de keuringsinstantie. De keuringsinstantie verwees hem terug naar de gemeente Breda. Hierdoor is er binnen het proces vertraging opgelopen. Na een nieuw formulier te hebben ingediend, is alsnog op zeer korte termijn een vergunning verleend. Indien er geen vertraging was ontstaan, had betrokkene wellicht tijdig een gehandicaptenparkeerkaart gehad.
Ter zitting heeft de echtgenoot hieraan toegevoegd dat hij twee maanden na de gedraging de gehandicaptenparkeerkaart heeft ontvangen. Hij had de eerste aanvraag voor de parkeerkaart ondertekend, waardoor deze is afgekeurd. Aangezien betrokkene de kentekenhouder is, moest haar handtekening onder de betreffende aanvraag.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren. Zij heeft daartoe aangevoerd dat betrokkene ten tijde van de gedraging geen gehandicaptenparkeerkaart had, maar wel op een gehandicaptenparkeerplaats stond geparkeerd. Het is aannemelijk dat betrokkene op dit moment wel recht had op een gehandicaptenparkeerkaart. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt de sanctie te matigen naar € 30,- als waarschuwing voor betrokkene.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene erkent de gedraging ook. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat inmiddels is gebleken dat betrokkene recht heeft op een gehandicaptenparkeerkaart. De kantonrechter benadrukt dat de gehandicaptenparkeerkaart altijd zichtbaar in het voertuig aanwezig moet zijn. De boete zal worden gematigd tot € 30,-.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 30,- plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 195,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: