Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een boete ontvangen voor het stilstaan op het trottoir op de Regentesselaan te Breda op 20 februari 2023. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk is, gezien de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Hij stelde dat er met twee maten wordt gemeten, omdat in de buurt meerdere voertuigen op dezelfde manier geparkeerd stonden. Betrokkene, die piloot is, had zijn voertuig tijdelijk op de locatie geparkeerd en voerde aan dat hij door een verkeersregelaar naar de plek was geleid.
De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren, met de argumentatie dat het parkeren op het trottoir in principe niet is toegestaan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de kantonrechter heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden en de verklaring van betrokkene. De kantonrechter heeft geconstateerd dat er andere voertuigen met twee wielen op het trottoir stonden en dat het parkeerprobleem op de locatie bekend is. Gezien deze omstandigheden heeft de kantonrechter besloten de boete te matigen tot nihil, en het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd en het teveel betaalde bedrag aan zekerheidstelling moet door de officier van justitie aan betrokkene worden terugbetaald.