ECLI:NL:RBZWB:2024:9190

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
10985272 \ MB VERZ 24-273
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging van de sanctie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden op het trottoir, voetpad, fietspad of ruiterpad op de Nieuwstraat in Oosterhout op 27 december 2022. De opgelegde boete bedroeg € 150,-, terwijl op de bebording een lager bedrag stond aangegeven. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig en heeft foto’s en schouwrapporten overhandigd ter ondersteuning van de zaak.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de kantonrechter heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden van betrokkene, die financiële problemen ondervond en in schuldsanering zat. Gezien de onduidelijkheid over het boetebedrag op de borden, heeft de kantonrechter besloten de boete te matigen tot € 100,-. De beslissing van de officier van justitie is in die zin gewijzigd, en het beroep is gedeeltelijk gegrond verklaard. De kantonrechter heeft de zekerheidstelling van € 234,- op nihil gesteld, omdat betrokkene deze niet kon betalen. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10985272 \ MB VERZ 24-273
CJIB-nummer : 3062 5422 5496 5346
uitspraakdatum : 3 december 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 3 december 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken) op de Nieuwstraat [huisnummer] te Oosterhout (gemeente Oosterhout) op 27 december 2022 om 19:54 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden en dat het boetebedrag te hoog is, gelet op zijn financiële situatie. Betrokkene stelt op dit moment problemen te hebben met zijn financiën en bij de schuldsanering te lopen. Op het bord staat dat de boete € 100,- bedraagt en aan betrokkene is een boete van € 150,- opgelegd.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft ter zitting foto’s van de gedraging en schouwrapporten overhandigd. Op de foto is zichtbaar dat betrokkene daar reed. Betrokkene ontkent dat ook niet, maar stelt dat op de borden een lager sanctiebedrag stond. De gedraging kan, volgens de zittingsvertegenwoordiger, worden vastgesteld. De sanctiebedragen worden jaarlijks wettelijk vastgesteld en gepubliceerd. Betrokkene had kunnen weten dat dit sanctiebedrag niet meer van toepassing was. De zittingsvertegenwoordiger benoemd dat de bebording, waar het sanctiebedrag op stond, op dit moment is weggehaald door de gemeente.

Overwegingen

Zekerheidstelling
Op grond van artikel 11 Wahv moet de indiener van een beroepschrift eerst een bedrag aan zekerheidstelling betalen voordat het beroep in behandeling kan worden genomen. Betrokkene heeft deze zekerheidstelling van € 234,- niet betaald. Betrokkene heeft aangevoerd de zekerheid niet te kunnen betalen. De kantonrechter geeft betrokkene op dit punt het voordeel van de twijfel. De te betalen zekerheid wordt daarom op nihil gesteld.
De kantonrechter zal het beroep tegen de boete verder beoordelen.
Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene ontkent de gedraging ook niet. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat nu het bord op een duidelijke wijze aangeeft hoe hoog het boetebedrag is, de kantonrechter het onredelijk vindt om een hogere boete op te leggen, ook als dat het algemeen vastgestelde bedrag. De boete zal worden gematigd tot € 100,-.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 100,- plus € 9,- administratiekosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: