ECLI:NL:RBZWB:2024:9186

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
10993912 \ MB VERZ 24-297
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens vermeende hinderlijke situatie op de weg

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het laten staan van een voertuig op de Antiloopstraat te Breda, waarbij werd gesteld dat dit gevaar of hinder veroorzaakte. De gemachtigde van de betrokkene, mr. B. de Jong van Skandara B.V., heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 3 december 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig.

De kantonrechter heeft de zaak inhoudelijk beoordeeld en vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd niet voldoende was komen vast te staan. De rechter oordeelde dat de straat breed genoeg was en dat er geen overduidelijke hinder of gevaarzetting was aangetoond. Hierdoor werd de boete ten onrechte opgelegd. Het beroep werd gegrond verklaard, en de beschikking van de officier van justitie werd vernietigd. De kantonrechter droeg de officier van justitie op om het bedrag van € 159,- dat als zekerheid was betaald, terug te betalen aan de betrokkene.

Daarnaast werd er een proceskostenvergoeding toegekend aan de betrokkene, die berekend werd op € 749,50. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en was openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10993912 \ MB VERZ 24-297
CJIB-nummer : 0062 5422 5462 3860
uitspraakdatum : 3 december 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. B. de Jong (Skandara B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 3 december 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: voertuig zodanig op de weg laten staan dat gevaar wordt/kan worden veroorzaakt of verkeer wordt/kan worden gehinderd op de Antiloopstraat te Breda op 9 december 2022 om 13:39 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene een pro-forma beroep ingediend. Betrokkene betwist de gedraging. Indien de redelijke termijn is overschreden verzoekt gemachtigde om een matiging. Ook verzoekt gemachtigde om een proceskostenvergoeding, op eigen rekening, toe te kennen.
In de aanvullende gronden is aangevoerd dat uit de verklaring van de verbalisant onvoldoende blijkt dat het voertuig zodanig was neergezet dat daardoor gevaar of hinder werd veroorzaakt. Het voertuig stond langs de kant van de weg waar dat is toegestaan. Ook was het niet druk op de weg.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren. De verbalisant heeft verklaard dat hij het een hinderlijke situatie vond, maar volgens de zittingsvertegenwoordiger is er geen sprake van overduidelijke hinder.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Daarbij is van belang dat het een vrij brede straat betreft waar het doorgaans niet druk is. De kantonrechter stelt vast dat het, gelet op de foto in het dossier, onvoldoende duidelijk is dat er sprake van hinder of gevaarzetting was. Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond.
De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 624,- = € 312,00
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 749,50

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 159,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 749,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: