Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het laten staan van een voertuig op de Antiloopstraat te Breda, waarbij werd gesteld dat dit gevaar of hinder veroorzaakte. De gemachtigde van de betrokkene, mr. B. de Jong van Skandara B.V., heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 3 december 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig.
De kantonrechter heeft de zaak inhoudelijk beoordeeld en vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd niet voldoende was komen vast te staan. De rechter oordeelde dat de straat breed genoeg was en dat er geen overduidelijke hinder of gevaarzetting was aangetoond. Hierdoor werd de boete ten onrechte opgelegd. Het beroep werd gegrond verklaard, en de beschikking van de officier van justitie werd vernietigd. De kantonrechter droeg de officier van justitie op om het bedrag van € 159,- dat als zekerheid was betaald, terug te betalen aan de betrokkene.
Daarnaast werd er een proceskostenvergoeding toegekend aan de betrokkene, die berekend werd op € 749,50. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en was openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.