ECLI:NL:RBZWB:2024:9179

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
11002216 \ MB VERZ 24-313
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens onduidelijke situatie rondom parkeerverbod

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het stilstaan op een trottoir, maar betrokkene betwistte deze gedraging. De gemachtigde van betrokkene, mr. M. Lagas, voerde aan dat er geen sprake was van een overtreding, omdat er een parkeerverbod gold tussen 08:00 en 18:00 uur en dat er tijdens de waarschuwingsperiode geen handhaving had plaatsgevonden. Betrokkene had de auto geparkeerd op de Tramsingel in Breda op 28 oktober 2022, en stelde dat de handhaving had aangegeven dat parkeren buiten de verbodstijden was toegestaan.

De officier van justitie, vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze, verklaarde het beroep ongegrond en stelde dat er geen sprake was van een gedoogbeleid. De kantonrechter oordeelde echter dat de omstandigheden waaronder de gedraging was verricht, het opleggen van de boete niet billijken. De rechter concludeerde dat het trottoir niet duidelijk was aangegeven, en dat de verwarring rondom het parkeerverbod de situatie onduidelijk maakte. Hierdoor was het niet redelijk om een boete op te leggen.

De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en droeg deze op om het betaalde bedrag van de boete terug te betalen aan betrokkene. Tevens werd een proceskostenvergoeding van € 749,50 toegewezen aan betrokkene. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op 3 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 11002216 \ MB VERZ 24-313
CJIB-nummer : 8062 5422 5353 5080
uitspraakdatum : 3 december 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] N.V.
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M. Lagas (Appjection B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 3 december 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: stilstaan op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken) op de Tramsingel (ter hoogte van [bedrijf]) te Breda op 28 oktober 2022 om 21:44 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene stelt dat er tussen 08:00 en 18:00 aan één kant van de weg een parkeerverbod geldt. Vanwege parkeerproblematiek en werkverkeer heeft de handhaving van Breda laten weten dat zij hierop zouden handhaven. De handhaving heeft een waarschuwingsperiode van twee weken gehanteerd. Betrokkene heeft tijdens de waarschuwingsperiode ook een waarschuwing gekregen. Op de avond van 28 oktober 2022 heeft betrokkene de auto rond 21:00 uur geparkeerd in de Tramsingel, zoals betrokkene in de oude situatie gewend was. De handhaving van Breda heeft aan de bewoners van een appartementencomplex in de betreffende straat via een mail laten weten dat het buiten de aangegeven tijden wel is toegestaan om de auto aan de betreffende kant van de weg te parkeren. Gemachtigde voert aan dat betrokkene niet op een trottoir geparkeerd stond. In dit geval is de strook niet voorzien van de reguliere 30x30 stoeptegel en is er geen verhoogde trottoirband aangelegd. Voorts verzoekt gemachtigde om een proceskostenvergoeding, op eigen rekening, toe te wijzen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep inhoudelijk ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Zij stelt dat er geen sprake is van een verhoogde trottoirband, maar wel van afwijkende tegels. Het trottoirgedeelte loopt rondom het gehele gebouw en het is nooit toegestaan om op een trottoir, wat een niet voor parkeren bestemd weggedeelte is, te parkeren. Daarbij heeft betrokkene de afspraken met de gemeente niet onderbouwd en blijkt uit het proces-verbaal ook niet dat er sprake zou zijn van een gedoogbeleid. Wel stelt de zittingsvertegenwoordiger dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn en verzoekt de sanctie te matigen met 25%.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat de omstandigheden waaronder de gedraging is verricht, het opleggen van een administratieve sanctie niet billijken.
De kantonrechter stelt vast dat er sprake is van een trottoir. Dit gedeelte van de straat doet zich voor een gemiddelde weggebruiker, gelet op de bestrating met tegels in plaats van straatklinkers, voor als een trottoir. Dat er geen verhoogde trottoirband is doet hier niet aan af. Op een trottoir mag in principe nooit worden geparkeerd.
Aan de andere kant begrijpt de kantonrechter dat het een onduidelijke situatie is, met name omdat het verkeersbord met een parkeerverbod voor bepaalde tijden het verwarrend maakt. Waarom is er een parkeerverbod ingesteld voor bepaalde tijden als parkeren sowieso al verboden is? Daar komt nog bij dat betrokkene nog een mail aan de bewoners van het pand aan de overkant heeft toegestuurd, waarin is vermeld dat het wel is toegestaan om daar te parkeren buiten de verbodstijden. Voor de kantonrechter is het onduidelijk of de informatie uit de mail van de gemeente afkomstig is, maar die informatie ziet wel op het betreffende bord. Hierdoor vindt de kantonrechter dat het een onduidelijke situatie betreft en dat het in dit geval niet redelijk is om een boete op te leggen. Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond.
De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 624,- = € 312,00
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 749,50

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 749,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: