Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] N.V.
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het stilstaan op een trottoir, maar betrokkene betwistte deze gedraging. De gemachtigde van betrokkene, mr. M. Lagas, voerde aan dat er geen sprake was van een overtreding, omdat er een parkeerverbod gold tussen 08:00 en 18:00 uur en dat er tijdens de waarschuwingsperiode geen handhaving had plaatsgevonden. Betrokkene had de auto geparkeerd op de Tramsingel in Breda op 28 oktober 2022, en stelde dat de handhaving had aangegeven dat parkeren buiten de verbodstijden was toegestaan.
De officier van justitie, vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze, verklaarde het beroep ongegrond en stelde dat er geen sprake was van een gedoogbeleid. De kantonrechter oordeelde echter dat de omstandigheden waaronder de gedraging was verricht, het opleggen van de boete niet billijken. De rechter concludeerde dat het trottoir niet duidelijk was aangegeven, en dat de verwarring rondom het parkeerverbod de situatie onduidelijk maakte. Hierdoor was het niet redelijk om een boete op te leggen.
De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en droeg deze op om het betaalde bedrag van de boete terug te betalen aan betrokkene. Tevens werd een proceskostenvergoeding van € 749,50 toegewezen aan betrokkene. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op 3 december 2024.