Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het stilstaan op een trottoir, voetpad, fietspad of ruiterpad op de Slingerweg te Breda op 22 december 2022. Betrokkene heeft tegen de boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 3 december 2024 heeft de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, aangevoerd dat de gedraging van betrokkene niet in overeenstemming was met de verkeersregels, omdat het voertuig niet op een parkeervak stond. Betrokkene heeft echter betoogd dat hij op een parkeerplaats stond en dat de situatie ter plaatse onduidelijk was, wat hij onderbouwde met foto’s van Google Maps.
De kantonrechter heeft de situatie zorgvuldig bestudeerd en geconcludeerd dat de omstandigheden waaronder de boete was opgelegd niet billijk waren. De rechter oordeelde dat de strook waar betrokkene zijn voertuig had geparkeerd, gedeeltelijk als parkeervakken was ingericht, maar dat het deel waar betrokkene stond geparkeerd niet duidelijk te onderscheiden was van de parkeervakken. De kantonrechter heeft daarom het beroep gegrond verklaard, de boete vernietigd en bepaald dat het bedrag dat betrokkene als zekerheid had betaald, door de officier van justitie moest worden terugbetaald.