Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring op de Steenstraat te Hulst op 16 november 2022. De boete werd opgelegd omdat betrokkene in een eenrichtingsweg was gereden, terwijl deze tijdelijk van richting was omgekeerd. Betrokkene stelde dat hij niet op de hoogte was van de wijziging en dat hij de route die hij altijd nam volgde, wat leidde tot de overtreding.
De gemachtigde van betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden en verzocht om een proceskostenvergoeding. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. I.M.E. van der Meijden, verzocht het beroep ongegrond te verklaren, wijzend op de duidelijke bebording en de verschillende verklaringen die betrokkene had afgelegd.
De kantonrechter oordeelde dat uit het dossier voldoende bleek dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, was verricht. De kantonrechter zag geen reden om de boete te matigen en verklaarde het beroep ongegrond. Ook het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar gedaan en betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.