ECLI:NL:RBZWB:2024:915

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
RK 23-025819 en 23-025820
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke toewijzing van verzoeken om schadevergoeding op grond van artikel 530 en 533 Sv

Op 8 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in de zaak RK 23-025819 en 23-025820. De rechtbank heeft de verzoeken van de verzoeker, geboren in 1998, om schadevergoeding op grond van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) gedeeltelijk toegewezen. De verzoeker had verzocht om vergoeding van kosten die hij had gemaakt in verband met zijn voorlopige hechtenis en rechtsbijstand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker op 25 mei 2023 in verzekering is gesteld en op 27 mei 2023 weer in vrijheid is gesteld. Tijdens de behandeling in raadkamer op 25 januari 2024 zijn de officier van justitie, mr. R.S. Jacobs, en de gemachtigd raadsman, mr. J.J.J. van Rijsbergen, gehoord. De officier van justitie stelde dat het verzoek gedeeltelijk kon worden toegewezen, met uitzondering van de kosten voor een huurauto. De rechtbank heeft de kosten voor rechtsbijstand en reiskosten toegewezen, maar de kosten voor de huurauto afgewezen, omdat deze niet voortvloeiden uit de voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft uiteindelijk een totaalbedrag van € 3.621,57 aan schadevergoeding toegewezen, bestaande uit € 1.877,73 voor rechtsbijstand, € 1.063,84 voor reiskosten en € 680,00 voor de behandeling van de verzoekschriften. De rechtbank heeft het verzoek voor het overige afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer : 02-131346-23
raadkamernummer : 23-025819 en 23-025820
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op de verzoeken op grond van artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. J.J.J. van Rijsbergen advocaat te Breda, (Postbus 4650, 4803 ER Breda),
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 390,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
  • het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
  • het sepot d.d. 25 augustus 2023;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 25 mei 2023 in verzekering is gesteld en op 27 mei 2023 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 25 januari 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. R.S. Jacobs en de gemachtigd raadsman mr. J.J.J. van Rijsbergen advocaat te Breda gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen doch niet bij de behandeling in raadkamer verschenen.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het verzoek gedeeltelijk kan worden toegewezen. Alle kostenposten komen voor vergoeding in aanmerking met uitzondering van de gevraagde kosten voor een huurauto. De officier van justitie persisteert bij hetgeen in de schriftelijke conclusie van het openbaar ministerie daaromtrent is aangedragen.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat het verzoek in zijn geheel moet worden toegewezen. De kosten voor de huurauto heeft verzoeker gemaakt, de nota is door hem overgelegd. Verzoeker heeft een bedrag van € 18.000 euro betaald. Dat bedrag is inclusief de borgsom voor de huurauto welke verzoeker niet heeft teruggekregen. Het verhuurbedrijf heeft kosten moeten maken om de auto op te halen vanuit Spanje in Nederland en daarom is verzoeker zijn borgsom kwijt geraakt. Verzoeker heeft 1 dag van de huurauto gebruik kunnen maken voordat hij in verzekering werd gesteld. Eén dag huur kost € 1000,00, zodat een bedrag van € 17.000,00 de werkelijke schade is die verzoeker heeft geleden.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoekster heeft
3 dagen in verzekeringdoorgebracht. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 390,00.
Met betrekking tot het verzochte bedrag aan kosten van de huurauto is de rechtbank van oordeel dat deze niet voor vergoeding in aanmerking komen. Die kosten welke verzoeker heeft moeten maken volgen uit de inbeslagname van het voertuig en het ophalen door de verhuurder van het voertuig en niet uit de voorlopige hechtenis, zodat de gevraagde kostenpost niet onder de reikwijdte van artikel 533 of artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering valt en derhalve niet voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank zal dit onderdeel van het verzoek om schadevergoeding afwijzen.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 1.877,73is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Het verzochte bedrag aan reiskosten ter grootte van
€ 1.063,84is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en de behandeling in raadskamer van de verzoekschriften wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 390,00;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 3.621,57, bestaande uit: € 1.877,73 voor de kosten van rechtsbijstand;
€ 1.063,84 reiskosten;
€ 680,00 forfaitaire vergoeding;
wijst het verzoek voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 4.011,57zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden TDNL Strafrechtadvocaten, onder vermelding van “OM/ [verzoeker] ”
Deze beslissing is op 8 februari 2024 gegeven door mr. J.C. Gillesse rechter, in tegenwoordigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 februari 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).