ECLI:NL:RBZWB:2024:9146

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
11163210 MB VERZ 24-775
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens onduidelijke bebording en niet vastgestelde gedraging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een boete ontvangen voor het stil laten staan van een voertuig op een locatie waar dat niet was toegestaan, volgens een verkeersbord. Betrokkene heeft echter aangevoerd dat er een onderbord aanwezig was dat een uitzondering maakte voor bepaalde tijden. Hij stelde dat zijn voertuig op het moment van de vermeende overtreding correct geparkeerd stond, en dat de bebording na de boete was vervangen.

De procedure begon toen betrokkene in beroep ging tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 4 november 2024 heeft de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, de kantonrechter verzocht het beroep gegrond te verklaren. Betrokkene heeft zijn standpunt toegelicht en benadrukt dat de verbalisant onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de opgelegde boete.

De kantonrechter heeft overwogen dat de verklaring van de verbalisant niet voldoende was om vast te stellen dat de gedraging had plaatsgevonden. De kantonrechter heeft twijfels geuit over de juistheid van de verklaring van de verbalisant, vooral omdat betrokkene bewijs had overgelegd waaruit bleek dat de bebording pas na de boete was aangepast. Hierdoor kon de kantonrechter niet vaststellen dat de gedraging was verricht, en heeft het beroep gegrond verklaard. De boete is ten onrechte opgelegd en de officier van justitie is opgedragen het betaalde bedrag aan betrokkene terug te betalen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 11163210 \ MB VERZ 24-775
CJIB-nummer : 8062 5422 5469 5254
uitspraakdatum : 4 november 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 november 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: een voertuig stil laten staan waar dat niet mag (bord E2, verbod stilstaan) op het Piet Mertenshof te Klein Zundert (Gemeente Zundert) op 29 november 2022 om 14:34 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene erkent dat er sprake was van een verkeersbord waaruit blijkt dat er niet geparkeerd mocht worden, maar stelt dat er een onderbord aanwezig was die voor bepaalde tijden een uitzondering maakt. Volgens betrokkene stond zijn auto geparkeerd op de pleeglocatie op het moment dat er sprake was van een uitzondering. De betreffende onderborden zijn vanaf eind december vervangen (dus na de boete) en betrokkene verwijst hiervoor naar een e-mail van de gemeente Zundert.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat hij niet in de straat bij de school, maar in de straat bij de begraafplaats stond geparkeerd. Betrokkene heeft geen foto kunnen maken van het bedoelde onderbord, want dat is tussen Kerstmis en oud en nieuw weggehaald.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. In principe wordt er niet getwijfeld aan de op ambtseed afgelegde verklaring van de verbalisant. Volgens de verklaring van de verbalisant was de bebording al vervangen. Echter, betrokkene heeft aannemelijk gemaakt dat de bebording pas later is vervangen en dat hij op 29 november 2022 om 14:34 uur op de pleeglocatie wel mocht parkeren. De verbalisant had ook een foto kunnen overleggen van het verkeersbord met het betreffende onderbord dat op de pleeglocatie aanwezig was ten tijde van de gedraging.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Daarbij is van belang dat in zaken op grond van de Wahv de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag biedt voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokken heeft aangevoerd aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De verklaring van de verbalisant dat bij hem ambtshalve bekend was dat de haal- en brengtijden waren aangepast en niet meer volgens onderbord van toepassing waren, is in dit geval te summier. De verbalisant had een duidelijkere verklaring moeten afleggen en indien nodig een foto van de bedoelde bebording moeten bijvoegen. Betrokkene heeft echter een mail van de gemeente Zundert overgelegd waarin staat dat de bebording pas tussen Kerstmis en oud en nieuw is vervangen. Hierdoor is sprake van twijfel, zodat de kantonrechter niet kan vaststellen dat de gedraging is verricht. De boete is dus ten onrechte opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: