Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Ter zitting heeft betrokkene zijn eerdere beroepsgronden herhaald.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet gebruiken van de rijbaan als (snor)fietser op de Willemstraat te Breda op 18 december 2022. De betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting heeft de betrokkene zijn standpunten toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden. Hij stelde dat de verkeerssituatie niet duidelijk was aangegeven en dat het bord dat aangaf dat snorfietsers niet mochten rijden, niet goed zichtbaar was door de leuning van de brug.
De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard en betoogd dat de pleeglocatie voldoende duidelijk was, ook al stond het bord een beetje gedraaid. De kantonrechter heeft de gedraging vastgesteld en geoordeeld dat de boete terecht was opgelegd, maar heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. De kantonrechter heeft besloten de boete te matigen tot € 50,-, rekening houdend met de zichtbaarheid van de borden en de omstandigheden van de gedraging.
De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en het bedrag dat de betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald, moet door de officier van justitie worden terugbetaald. De uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op 4 november 2024. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.