ECLI:NL:RBZWB:2024:910

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
RK 23-011120
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van vergoeding voor kosten rechtsbijstand ex artikel 530 Sv na sepot

Op 2 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van een verzoeker, die om een vergoeding van kosten voor rechtsbijstand vroeg. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. S. van Eekelen, had eerder te maken met een strafzaak die op 16 maart 2023 was geseponeerd zonder oplegging van straf of maatregel. De verzoeker stelde dat hij recht had op een vergoeding van € 1.147,49 voor gemaakte kosten van rechtsbijstand, plus een forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De officier van justitie, mr. J.A. Castelein, betoogde dat er verschillende opvattingen bestaan over de ontvankelijkheid van dergelijke verzoekschriften en dat de rechtbank Midden-Nederland een andere lijn volgde dan de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank overwoog dat het verzoek in beginsel niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard, omdat het verzoekschrift pas na de termijn van drie maanden na het eindigen van de zaak was ingediend. Echter, de rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding in dit geval verschoonbaar was, gezien de omstandigheden. Uiteindelijk werd het verzoek tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand en de kosten van het verzoekschrift toegewezen, met een totaalbedrag van € 1.827,49. De beslissing werd genomen door mr. M.H.M. Collombon, rechter, in aanwezigheid van griffier K. Verdult.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
parketnummer : 96-198791-22
raadkamernummer : 23-011120
datum : 19 januari 2024
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. S. van Eekelen advocaat te Tilburg , (Postbus 246, 5000 AE Tilburg ),
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 1.147,49 voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 16 maart 2023;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 19 januari 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. J.A. Castelein, verzoeker en mr. S. van Eekelen als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de strafzaak jegens hem middels een sepot op 16 maart 2023 is geëindigd zonder de oplegging van een straf of maatregel of de toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. In verband met de reeds gemaakte kosten rechtsbijstand ter hoogte van € 1.147,49 meent verzoeker dat aan hem overeenkomstig het bepaalde in artikel 530 Sv een vergoeding naar billijkheid toekomt. Te vermeerderen met de forfaitaire vergoeding voor het opstellen, indienen en in raadkamer bespreken van het verzoekschrift. Bij de behandeling van het verzoekschrift heeft de advocaat aangevuld dat zij in de schriftelijke reactie van het CVOM de verwijzing naar de jurisprudentie heeft gezien. De advocaat stelt dat het verzoekschrift ontvankelijk is. De verdenking is geseponeerd wegens overschrijding van de twintig minuten termijn uit de Wegenverkeerswet 1994. Ten tijde van het indienen van het klaagschrift teruggave beslag was dit al bekend en was de verwachting dat de zaak zou worden geseponeerd. Er is gewacht met het indienen van het verzoekschrift tot na de kennisgeving sepot. Het is redelijk en billijk dat de kosten voor rechtsbijstand worden vergoed.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat in de lagere jurisprudentie er twee lijnen zichtbaar zijn aangaande de ontvankelijkheid van het verzoekschrift voor vergoeding van de kosten rechtsbijstand gemaakt bij in de beklagschriftprocedure. De rechtbank Midden-Nederland meent dat het verzoekschrift tijdig is als dit binnen drie maanden na de kennisgeving sepot is ingediend, ondanks dat de beklagschriftprocedure langer dan drie maanden geleden is geëindigd. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft een dergelijk verzoekschrift gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank was van oordeel dat de kosten voor de beklagschriftprocedure niet voor vergoeding in aanmerking kwamen, omdat het verzoekschrift voor dit specifieke gedeelte van de procedure niet tijdig was ingediend. Gelet op het accessoire karakter van de beklagprocedure stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de lijn van de rechtbank Midden-Nederland gevolgd dient te worden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de kosten voor rechtsbijstand in de beklagprocedure voor vergoeding in aanmerking komen. In onderhavige zaak meent de officier van justitie dat het billijk is het verzoekschrift integraal toe te wijzen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoekschrift in beginsel niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard. De Hoge Raad heeft bepaald dat een verzoek tot toekenning van een vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand binnen drie maanden na het eindigen van de zaak wordt ingediend. Onder het eindigen van de zaak dient in dit verband te worden verstaan het onherroepelijk worden van de beslissing in de beklagzaak. De rechtbank stelt vast dat het klaagschrift op 7 september 2022 gegrond is verklaard en dat deze beslissing op 21 september 2022 onherroepelijk is geworden. De rechtbank constateert dat het verzoekschrift pas op 2 mei 2023 is binnengekomen. Het uitgangspunt is – gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad – dat het verzoekschrift niet tijdig is ingediend en daarmee niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard.
Het was aangewezen geweest dat de advocaat allereerst een verzoekschrift voor vergoeding van de kosten rechtsbijstand gemaakt voor de beklagprocedure had ingediend. Vervolgens had de advocaat na de kennisgeving sepot van 16 maart 2023 een tweede verzoekschrift kunnen indienen voor vergoeding van de kosten voor de rechtsbijstand gemaakt in het kader van de inhoudelijke strafzaak. Echter, de raadsvrouw heeft de kosten in één verzoekschrift gevorderd. Gelet op het standpunt van het Openbaar Ministerie en de omstandigheden van het onderhavige geval acht de rechtbank de termijnoverschrijding in dit geval verschoonbaar.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 1.147,49is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 1.827,49‬, bestaande uit:
- € 1.147,49 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 1.827,49zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Linssen
cs Advocaten, onder vermelding van “ [kenmerk] ”.
Deze beslissing is op 2 februari 2024 gegeven door mr. M.H.M. Collombon, rechter, in tegenwoordigheid van K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 februari 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).