ECLI:NL:RBZWB:2024:9095

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
2 januari 2025
Zaaknummer
11395538 VV EXPL 24-99
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Boeder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding ontruiming huurwoning met verstekverlening

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 december 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [verhuurder] B.V. en [huurder]. De eisende partij, [verhuurder], vertegenwoordigd door mr. A.G.M.A. van der Pluijm-Joosen, vorderde ontruiming van een huurwoning en betaling van achterstallige huur. De gedaagde partij, [huurder], is niet verschenen op de zitting van 17 december 2024, waardoor verstek is verleend. De vordering van [verhuurder] is gebaseerd op een betalingsachterstand en overlast die [huurder] zou veroorzaken aan andere huurders. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering spoedeisend is en heeft de primaire vordering tot ontruiming toegewezen, met uitzondering van de verklaring voor recht, die niet in kort geding kan worden gegeven. De gedaagde is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen, die zijn begroot op € 920,99. De kantonrechter heeft [huurder] veroordeeld om binnen 48 uur na betekening van het vonnis het gehuurde te ontruimen en te verlaten, en heeft de vordering tot betaling van achterstallige huur en schadevergoeding toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11395538 \ VV EXPL 24-99
Vonnis in kort geding van 24 december 2024
in de zaak van
[verhuurder] B.V.,
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [verhuurder] ,
gemachtigde: mr. A.G.M.A. van der Pluijm-Joosen,
tegen
[huurder],
wonende op een geheim adres,
feitelijk verblijvende te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [huurder] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling van 17 december 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de verstekverlening tegen de niet verschenen gedaagde.

2.Het geschil

2.1.
[verhuurder] vordert bij wege van voorlopige voorziening, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, op de bij dagvaarding omschreven gronden, welke hier als herhaald en ingelast gelden samengevat -:
primair:
voor recht te verklaren dat de huurovereenkomst tussen partijen op 18 oktober 2024 rechtsgeldig door [verhuurder] is beëindigd;
ontruiming van het gehuurde aan [adres] binnen 48 uur na betekening van het vonnis;
[huurder] te veroordelen tot betaling van een bedrag aan achterstallige huur van
€ 4.015,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2024, alsmede tot betaling van een schade-/gebruiksvergoeding vanaf 18 oktober 2024 van € 115,00 per dag of gedeelte daarvan dat [huurder] in gebreke blijft de woning te ontruimen;
subsidiair:
ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde;
[huurder] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 7.465,00, vermeerderd met rente, alsmede tot betaling van de huur van € 115,00 per dag dat [huurder] tot aan de datum van ontbinding van de huurovereenkomst;
[huurder] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 115,00 per dag als schade-/gebruiksvergoeding tot de datum van ontruiming van het gehuurde;
met veroordeling van [huurder] in de proceskosten.
2.2.
[verhuurder] legt aan de vordering ten grondslag dat [huurder] een betalingsachterstand heeft en daarnaast veroorzaakt zij overlast aan andere huurders.

3.De beoordeling

3.1.
[huurder] is, hoewel behoorlijk gedagvaard, niet ter zitting verschenen en heeft ook niet tijdig een schriftelijk antwoord ingediend of om uitstel verzocht, zodat tegen deze verstek is verleend.
3.2.
De vordering heeft een spoedeisend karakter, zodat [verhuurder] ontvankelijk is in haar vordering. Nu [huurder] geen verweer heeft gevoerd tegen hetgeen [verhuurder] in de dagvaarding heeft aangevoerd en gelet ook op de inhoud van de bij de dagvaarding overgelegde producties en het verhandelde ter zitting, komt de vordering de kantonrechter voorshands niet onrechtmatig of ongegrond voor. De primaire vordering zal dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat de kantonrechter de gevorderde verklaring voor recht (primaire vordering onder a.) zal afwijzen, omdat de kantonrechter een dergelijke verklaring niet in een kortgedingprocedure kan geven. Aan de beoordeling van de subsidiaire vordering wordt niet toegekomen.
3.3.
[huurder] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [verhuurder] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,99
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
920,99

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
verleent verstek tegen [huurder] ;
4.2.
veroordeelt [huurder] om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis het gehuurde aan [adres] te ontruimen en te verlaten met al wie en al wat zich daarin van de zijde van [huurder] bevindt en onder afgifte van alle sleutels aan [verhuurder] in goede staat op te leveren en ter vrije beschikking te stellen en te laten en het gehuurde na verlating en ontruiming niet wederom te betreden en/of geheel en/of gedeeltelijk in gebruik te nemen,
4.3.
veroordeelt [huurder] om te betalen aan [verhuurder] :
a. a) € 4.015,00 aan achterstallige huur, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 september 2024 tot aan de dag van algehele voldoening,
b) € 115,00 per dag of gedeelte daarvan vanaf 18 oktober 2024 tot en met de dag dat de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden,
4.4.
veroordeelt [huurder] in de proceskosten van € 920,99, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [huurder] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Boeder en in het openbaar uitgesproken op 24 december 2024.