ECLI:NL:RBZWB:2024:9080

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
2 januari 2025
Zaaknummer
C/02/429879 / JE RK 24-2260
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Meyboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming

Op 13 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een drieënhalve maand oude baby, hierna te noemen [minderjarige]. Deze beschikking volgde op een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, die tijdens een geplande mondelinge behandeling in een kort gedingprocedure om deze maatregelen vroeg. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een acute en ernstige bedreiging voor de veiligheid van [minderjarige], waardoor de mondelinge behandeling van het verzoek niet kon worden afgewacht. De kinderrechter heeft besloten om [minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen van de Stichting Jeugdbescherming Brabant voor een periode van twee weken, van 13 tot 27 december 2024, en heeft tevens een machtiging tot uithuisplaatsing verleend bij de moeder, die ouder met gezag is.

De procedure begon met een mondeling verzoek van de Raad op 13 december 2024, waarbij de kinderrechter de situatie van [minderjarige] beoordeelde. De kinderrechter merkte op dat er conflicten waren tussen de ouders, die hebben geleid tot geweldsincidenten en aanhoudingen. De moeder had [minderjarige] al enkele weken niet gezien, wat aanleiding gaf tot de kort gedingprocedure. De kinderrechter oordeelde dat de huidige situatie onhoudbaar was en dat er een ernstig vermoeden bestond dat de grond voor een ondertoezichtstelling was vervuld, zoals neergelegd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.

De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De Raad, de ouders en hun advocaten zijn uitgenodigd om hun mening te geven tijdens een volgende mondelinge behandeling. De beschikking is openbaar uitgesproken op 13 december 2024 door mr. Meyboom, kinderrechter, en op schrift gesteld op 18 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/429879 / JE RK 24-2260
Datum uitspraak: 13 december 2024
Beschikking over een voorlopige ondertoezichtstelling en een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, regio Zuidwest Nederland,
hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Breda,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2024 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
ingeschreven in [woonplaats] ,
advocaat mr. M.M. van der Marel te Eindhoven,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. S. Akpinar te 's-Hertogenbosch.
De kinderrechter merkt als informant aan:
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het mondelinge verzoek van de Raad op 13 december 2024;
  • de schriftelijke bevestiging van dat verzoek, met bijlage, van de Raad van 16 december 2024, ingekomen bij de griffie op dezelfde dag.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is erkend door de vader.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] verbleef tot 12 december 2024 bij de vader. Sinds de aanhouding van de
vader op 12 december 2024 verblijft [minderjarige] bij oma (vz).

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen van de GI voor de duur van drie maanden.
Ook verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de met gezag belaste moeder te verlenen voor de duur van drie maanden.
Tot slot verzoekt de Raad de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De beoordeling

4.1.
Op 12 december 2024 was een mondelinge behandeling gepland in de kort gedingprocedure tussen de moeder en de vader met zaakkenmerk C/02/429188 KG ZA 24-573. Deze mondelinge behandeling is vanwege veiligheidsredenen niet doorgegaan, maar verplaatst naar een mondelinge behandeling op 13 december 2024 via Teams.
De kort gedingprocedure is vervolgens niet inhoudelijk behandeld op de mondelinge behandeling van 13 december 2024, omdat de vader op 12 december 2024 is aangehouden en dus niet gehoord kon worden. Wel is tijdens de mondelinge behandeling op 13 december 2024 besproken hoe nu verder moet worden gegaan met de kort geding procedure. Daarbij is besloten dat de kort gedingprocedure zal worden aangehouden en opnieuw zal worden gepland op een mondelinge behandeling.
4.2.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 december 2024 heeft de Raad voormelde verzoeken gedaan, welke verzoeken op 16 december 2024 op schrift zijn gesteld. Gelet op de afwezigheid van de vader tijdens de mondelinge behandeling van 13 december 2024 zijn de verzoeken van de Raad op dat moment niet inhoudelijk behandeld. Op grond van artikel 800, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een beschikking betreffende een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing aanstonds worden afgegeven, indien de mondelinge behandeling van het verzoek niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de jeugdige.
4.3.
Op grond van de door de Raad mondeling gegeven informatie, zoals ook weergegeven in het verzoek, stelt de kinderrechter vast dat er sprake is van een situatie waarin de mondelinge behandeling van het verzoek niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [minderjarige] . Gelet daarop wordt zonder de belanghebbenden te horen op beide verzoeken beslist.
4.4.
Gebleken is - kort samengevat – dat er na het uiteengaan van de ouders conflicten tussen hen zijn ontstaan, waarna over en weer aangiftes van geweld zijn gedaan. De moeder heeft [minderjarige] al een aantal weken niet gezien, reden waarom zij een kort gedingprocedure is gestart. De moeder heeft met de heer [naam] nog twee kinderen en ook de vader heeft nog een kind uit een eerdere relatie. De verhouding tussen de vader en de heer [naam] is echter zeer gespannen en ook tussen hen zijn over en weer aangiftes gedaan. Dat heeft geleid tot aanvaringen, zoals is gebleken na de zitting van 6 december 2024 (betreffende het andere kind van de vader) en voorafgaand aan de zitting in kort geding van 12 december 2024 (betreffende [minderjarige] ). Als gevolg van de laatste aanvaring is de vader aangehouden door de politie. Dit, terwijl [minderjarige] tot dat moment bij de vader verbleef. [minderjarige] verblijft gelet op het voorgaande sinds het uiteengaan van de ouders in een spanningsvolle omgeving, terwijl hij slechts drie maanden oud is, waarbij hij op dit moment geen contact heeft met zijn moeder.
4.5.
De kinderrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat de huidige situatie onhoudbaar is geworden en dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling zoals neergelegd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is vervuld. Een voorlopige ondertoezichtstelling is noodzakelijk om een acute en ernstige bedreiging voor [minderjarige] weg te nemen. De kinderrechter zal daarom [minderjarige] op grond van artikel 1:257 BW voorlopig onder toezicht stellen van de GI, vooralsnog voor een termijn van twee weken, te weten met ingang van 13 december 2024 tot uiterlijk 27 december 2024, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.
4.6.
Ook is het dringend en onverwijld noodzakelijk dat [minderjarige] met spoed uit huis wordt geplaatst. De machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de moeder, zijnde ouder met gezag, zal eveneens worden verleend voor de duur van twee weken, te weten met ingang van 13 december 2024 tot uiterlijk 27 december 2024, onder aanhouding van het resterende verzoek.
4.7.
De kinderrechter zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de Raad. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
4.8.
De Raad, de moeder, de vader, de advocaten van de ouders en de GI worden in de gelegenheid gesteld om hun mening te geven op de hierna genoemde mondelinge behandeling van het verzoek. De kinderrechter roept de Raad, de advocaten van de ouders en de GI op om fysiek aanwezig te zijn. De kinderrechter roept de moeder en de vader op om via Teams aanwezig te zijn. Verdere beslissingen op het verzoek zal de kinderrechter pas nemen nadat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
stelt
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2024 in [geboorteplaats] voorlopig onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Brabant met ingang van 13 december 2024 tot 27 december 2024;
5.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de andere ouder met gezag (de moeder) met ingang van 13 december 2024 tot 27 december 2024;
5.3.
verklaart de beslissing onder 5.2 uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan en roept de Raad, de advocaat van de moeder, de advocaat van de vader en de GI op fysiek te verschijnen en roept de vader en de moeder op via Teams te verschijnen tijdens de mondelinge behandeling van mr. Van Triest van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, in het gerechtsgebouw aan de Stationslaan 10 te Breda op
[datum] 2024 om [uur], teneinde nader op het verzoek te worden gehoord;
5.5.
bepaalt dat deze tussenbeschikking tevens geldt als oproeping voor de Raad, de moeder, de advocaat van de moeder, de vader, de advocaat van de vader en de GI om op voormelde datum en tijdstip ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op de hiervoor onder 5.4 genoemde wijze aanwezig te zijn.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2024 door mr. Meyboom, kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier, en op schrift gesteld op 18 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.