Op 13 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een drieënhalve maand oude baby, hierna te noemen [minderjarige]. Deze beschikking volgde op een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, die tijdens een geplande mondelinge behandeling in een kort gedingprocedure om deze maatregelen vroeg. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een acute en ernstige bedreiging voor de veiligheid van [minderjarige], waardoor de mondelinge behandeling van het verzoek niet kon worden afgewacht. De kinderrechter heeft besloten om [minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen van de Stichting Jeugdbescherming Brabant voor een periode van twee weken, van 13 tot 27 december 2024, en heeft tevens een machtiging tot uithuisplaatsing verleend bij de moeder, die ouder met gezag is.
De procedure begon met een mondeling verzoek van de Raad op 13 december 2024, waarbij de kinderrechter de situatie van [minderjarige] beoordeelde. De kinderrechter merkte op dat er conflicten waren tussen de ouders, die hebben geleid tot geweldsincidenten en aanhoudingen. De moeder had [minderjarige] al enkele weken niet gezien, wat aanleiding gaf tot de kort gedingprocedure. De kinderrechter oordeelde dat de huidige situatie onhoudbaar was en dat er een ernstig vermoeden bestond dat de grond voor een ondertoezichtstelling was vervuld, zoals neergelegd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De Raad, de ouders en hun advocaten zijn uitgenodigd om hun mening te geven tijdens een volgende mondelinge behandeling. De beschikking is openbaar uitgesproken op 13 december 2024 door mr. Meyboom, kinderrechter, en op schrift gesteld op 18 december 2024.