ECLI:NL:RBZWB:2024:908

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
RK 23-019792 en 23-019791
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding ex artikelen 530 en 533 Sv na sepot van strafzaak

Op 2 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, geboren in 1987, een verzoekschrift indiende op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoeker had schadevergoeding aangevraagd voor de dagen die hij in verzekering was gesteld en voor de kosten van rechtsbijstand na het seponeren van zijn strafzaak op 3 augustus 2023. De rechtbank heeft op 19 januari 2024 de zaak behandeld in raadkamer, waarbij de officier van justitie, mr. J.A. Castelein, en de advocaat van verzoeker, mr. J.H.E.M. Kersemaekers, aanwezig waren.

Verzoeker vroeg een vergoeding van € 390,00 voor schade door ondergane inverzekeringstelling en € 1.917,49 voor kosten van rechtsbijstand, alsook een vergoeding voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De rechtbank overwoog dat verzoeker recht had op een schadevergoeding, aangezien zijn strafzaak was geseponeerd en hij ten onrechte in verzekering was gesteld. De rechtbank oordeelde dat de gevraagde bedragen billijk waren en dat de kosten van rechtsbijstand voldoende waren onderbouwd.

De rechtbank heeft de verzoeken van verzoeker toegewezen en een totaalbedrag van € 2.597,49 vastgesteld, bestaande uit € 390,00 voor de inverzekeringstelling en € 2.207,49 voor de kosten van rechtsbijstand en de indiening van de verzoekschriften. De beslissing is genomen door mr. M.H.M. Collombon en is op 2 februari 2024 uitgesproken in een openbare zitting. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
parketnummer : 02-190287-23
raadkamernummer : 23-019792 en 23-019791
datum : 19 januari 2024
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv):
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. J.H.E.M. Kersemaekers advocaat te Breda, (Postbus 4650, 4803 ER Breda),
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 390,00 € 390,00 voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 1.917,49, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 3 augustus 2023;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 31 juli 2023 in verzekering is gesteld en op 2 augustus 2023 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 19 januari 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. J.A. Castelein en mr. J.H.E.M. Kersemaekers als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Namens verzoeker is aangevoerd dat bij beslissing van de officier van justitie van 3 augustus 2023 de strafzaak tegen verzoeker is geseponeerd. Verzoeker is op 31 juli 2023 in verzekering gesteld en op 2 augustus heengezonden. Verzoeker vraagt vergoeding van schade voor de dagen die hij in verzekering gesteld is geweest. Daarnaast heeft verzoeker kosten gemaakt voor de aan hem verleende rechtsbijstand in verband met de strafzaak en verzoekt daarvoor een vergoeding van € 1.917,49 te vermeerderen met de forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift. Bij behandeling van het verzoekschrift vult de advocaat aan dat hij zoveel als mogelijk doelmatig heeft gewerkt tegen een marktconform uurtarief. De werkzaamheden na datum van het sepot waren nodig om de gevolgen van het sepot te duiden bij verzoeker. Na de datum van het sepot zijn er nog verschillende stukken geüpload op het Advocatenportaal, zoals de kennisgeving sepot en bericht afloop strafzaak aan de politie, welke de advocaat moest delen en bespreken met verzoeker.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat – gelet op de toelichting van de advocaat in raadkamer in onderhavige zaak – het verzochte bedrag geheel voor toewijzing in aanmerking komt. In beginsel is het uitgangspunt dat na de datum van het sepot nog 30 minuten aan kosten rechtsbijstand worden vergoed, maar gelet op de toelichting van de advocaat komt het verzochte bedrag de officier van justitie niet onevenredig hoog voor.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft
3 dagen in verzekeringdoorgebracht op het politiebureau. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen. De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 390,00.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 1.917,49is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 390,00voor de ondergane inverzekeringstelling:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 2.597,49, bestaande uit:
- € 1.917,49 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 680,00 voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
wijst de verzoeken voor het overige af.
bepaalt dat een bedrag van
€ 2.987,49zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Derdengelden TDNL, onder vermelding van “Verzoekschrift ex. art. 530-533 inzake [verzoeker] /OM”.
Deze beslissing is op 2 februari 2024 gegeven door mr. M.H.M. Collombon, rechter, in tegenwoordigheid van K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 februari 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).